Examen voor landmeetkundig tekenaar N.L.F. 1966 Spring door hoofdhoekmeting toe te passen van het bekende punt 1 naar het buiten het dorp gelegen hoofdveelhoekspunt 2. Aange zien het punt 1 hooggelegen moet zijn zal de eerste korte zijde van de veelhoek uit een lokale driehoeksmeting moeten worden be paald. Is een opstelling in 1 niet mogelijk dan kan men zien of in bet excentrische punt V rich tingen naar 0, 2, 1" en 1 kunnen worden ge meten. De plaats van het punt 1' moet wor den getoetst door het nomogram Kad. nr. 76. Daar 1' ook wel hooggelegen zal zijn moet de zijde l'l" ook uit een lokale driehoeksmeting worden bepaald. Ook kan men om het effect van de korte zijden te elimineren in 2 oriënteren op de poolster of de zon. Behoeven in het dorp zelf geen punten te worden bepaald, dan kan de afstand 12 door lokale driehoeksmeting worden bepaald. Is hierbij weer geen afsluiting in het punt 1 mogelijk, dan geschiedt de meting van de af- sluitrichting in het door het nomogram Kad. nr. 76 toegelaten excentrische punt 1'. Meting van alle richtingen in driehoek 1'21" is gewenst. 9. Daar de coördinaten van de aansluitings- punten in het stelsel waarop wordt aangeslo ten geen wijziging ondergaan kan de relatieve nauwkeurigheid van puntenparen waarvan een aansluitingspunt deel uitmaakt te wen sen overlaten. Dit in tegenstelling tot punten paren die geen aansluitingspunt bevatten. Indien men meer dan drie aansluitingspunten heeft kan men het gebied waarin het te trans formeren puntenveld ligt door rechte lijnen tussen aansluitingspunten verdelen in niet overlappende aaneengesloten driehoeken. Alle aansluitingspunten moeten hoekpunten van driehoeken zijn. De punten in iedere drie hoek sluit men door middel van een affiene transformatie aan op de hoekpunten van de driehoek. Men noemt deze methode de facet- tenmethode. De aansluiting per driehoek kan goed grafisch geschieden. Heeft men veel aansluitingspunten dan kan men de methode van Strinz toepassen. Op een kaart, waarop alle te transformeren pun ten zijn aangegeven, construeert men lijnen van constante X- resp. Y-correctie uit de ver schillen van de aan te sluiten en de gegeven coördinaten van de aansluitingspunten op de wijze zoals men de hoogtelijnen bij een vlakte waterpassing construeert. Gezien het vereiste aantal aansluitingspunten is de methode zel den toe te passen. Berekening van de ge wichtscoëfficiënten van coördinaten is door het ontbreken van formules niet mogelijk. Grootteberekening Tijd: met rekenmachine 2| uur met logaritmen 3 uur Landmeetkundige berekeningen Tijd: met rekenmachine 2£ uur met logaritmen 3 uur Deze opgaven zijn dezelfde als die van het examen voor Landmeettechnicus N.L.F. 1966. Kaarttekenen Tijd: 6 uur Gevraagd werd twee veldwerken te kaarteren op schaal 1 1000 op Astrafoil White Opaque; het ruitennet en de veelhoekspunten waren reeds uitgeprikt. De figuratie moest in inkt worden gezet met etsende inkt, waarna ruitpunten, noordpijl en grondslagpunten eveneens in inkt dienden te 242 8. -• -O O IR. W. A. CLAESSEN

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 18