257 RUIMTELIJKE ORDENING In de onlangs verschenen „Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland" de voorganger dateert van 1960 geeft de Re gering, vertegenwoordigd door elf onderteke nende ministers, w.o. de minister van land bouw en visserij, een toekomstvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van ons land, ook in internationale, met name West-Europese samenhang, tot omstreeks het jaar 2000. De Nota levert een structuurschets met de denkbeelden en de uitgewerkte hoofdlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van Neder land, houdt zich bezig met de toekomstige in richting van de nationale ruimte en de be stemming van de grond en met de zorg voor het levensmilieu van de mens. De door mi nister mr. B. W. Biesheuvel meermalen ge stelde wederzijdse afstemming van agrarisch structuurbeleid en ruimtelijke ordening is in de Nota nader uitgewerkt. Dynamiek op het platteland In het nota-hoofdstuk „De landelijke gebie den" wijzen de samenstellers op de sterke be weeglijkheid in de tegenwoordige ontwikke ling op het platteland. Dat geldt allereerst voor de landbouw. Daarnaast treedt een pro ces van verstedelijking op, dat stad en platte land dichter bij elkaar brengt en treden nieuwe factoren in de ontwikkeling op, wat zeer in het bijzonder geldt voor de openlucht recreatie, die honderdduizenden naar de lan delijke gebieden brengt. Door deze ontwikkeling krijgt het platteland naast de agrarische produktie in toenemende mate ook andere functies te vervullen. Dit weerspiegelt zich in de denkbeelden over de ruimtelijke ontwikkeling van het platteland: de zorg voor de agrarische produktie alléén maakt plaats voor een veelvormig ontwikke lingsbeleid voor het platteland. Naast de landbouw komen daarbij ook tal van andere aspecten tot hun recht, variërend van ver- keersontsluiting en verbetering van de sociaal- culturele voorzieningen voor de plattelands bevolking zelf, tot voorzieningen voor de recreatie, de natuurbescherming en de land schapsverzorging voor overwegend nog de stedelijke bevolking. Bij de vormgeving van stad en land zijn in het moderne levens patroon stedeling en plattelander beiden be langhebbende geworden. Ontwikkeling agrarisch produktieproces Aangezien de agrarische grond 96 procent uitmaakt van de landelijke gebieden is vrijwel altijd de landbouw in het geding bij de ver breding van de functies van het platteland, zodat de ontwikkelingen binnen de agrarische bedrijfstak van zeer groot belang zijn voor de ontwikkelingen van het platteland. Intus sen verkeert de landbouw -zoals de nota verder releveert in een periode van struc turele wijzigingen en aanpassingen in het agrarische produktieproces. De agrarische on dernemers staan in toenemende mate voor vragen, waarop geen algemeen antwoord is te geven. De ondernemer met zijn gezin staat in het centrum van de ontwikkeling en hij zal aller eerst onder eigen verantwoordelijkheid tel kens opnieuw individueel initiatieven moeten ontplooien en activiteiten moeten onder nemen voor deze aanpassing. Deze aanpas singen in de individuele sfeer liggen voor namelijk als gevolg van de voortdurende groei van de arbeidsproduktiviteit in een sterke vermindering van het aantal produk- tieve arbeidskrachten dat werkzaam is in de landbouw, in vergroting van de omvang van structureel gezonde bedrijven (door vergro ting van de oppervlakte of door verdere over gang naar meer intensieve produktievormen, al dan niet via samenwerking) of in beëindi ging van het bedrijf. Een standaardoplossing is daarbij niet aan te geven; iedere onder nemer zal voor zichzelf moeten beslissen wat in zijn speciale geval het beste is voor zijn bedrijf en zijn gezin. De overheid beoogt de voorwaarden te scheppen voor een gezonde ontwikkeling en aanpassing, ter versterking van de positie van de Nederlandse landbouw

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 13