258 en ter verbetering van de levensomstandig heden van de agrarische bevolking. Zo min mogelijk beperkingen Bedoelt de overheid met het landbouwstruc- tuurbeleid invloed uit te oefenen op die fac toren, die de ontwikkeling en aanpassing op langere termijn gunstig beïnvloeden en stimu leren, de agrarische ondernemer zal in het licht van de (snelle) economische en tech nische ontwikkelingen en strekkingen, zijn be drijf steeds moeten blijven aanpassen. Be lemmeringen, waardoor deze aanpassingen onvoldoende tot stand kunnen komen, zullen uiteindelijk verwaarlozing en verpaupering tot gevolg hebben, tenzij compenserende maat regelen worden genomen, om ook bij het uit oefenen van landbouw op niet-economische basis een redelijk inkomensniveau te verzeke ren. Van de landbouw uit gezien, is het daar om gewenst zo min mogelijk beperkingen op te leggen aan de inrichting van die delen van het landelijk gebied, waar de agrarische pro- duktie blijvend plaatsvindt. De samenstellers van de Nota ontwerpen een „centrale open ruimte'' dat is het nog weinig verstedelijkte gebied tussen vier stede lijke zones in het westen en zuiden des lands, die het middengebied van de Randstad Hol land, het westelijk rivierengebied, de Peel en Midden-Limburg omvatten, alsmede het cen trale Deltagebied met delen van West-Bra bant en de Biesbosch. Het is de bedoeling om de verstedelijking in dit gebied beperkt te houden. De centrale open ruimte draagt overwegend een agrarisch karakter. Het is duidelijk, dat het gebied dit karakter alleen kan handhaven, als hier een sociaal-cultureel en economisch levenspeil kan worden bereikt, dat de con currentie met de nabije stad kan doorstaan. Daarvoor is allereerst de krachtige ontwikke ling van enkele streekcentra nodig, zoals van Woerden, Tiel, Venray, Weert en Zierikzee. Op deze wijze blijft ook in het gebied zelf niet-agrarische werkgelegenheid aanwezig en kan men in korte tijd van overal in het gebied een centrum met een redelijk voorzienings- peil bereiken. Bijzondere aandacht Het overwegend agrarische karakter brengt verder met zich mee, dat de agrarische pro- duktie-omstandigheden hier zeer gunstig moeten zijn. Aan de verbetering daarvan wordt in verschillende delen van deze gebie den reeds intensief gewerkt. Een spectaculair voorbeeld daarvan is het werk ter verbetering van de zgn. komgronden in het Gelderse rivierengebied. Dit beleid zal zich ook moeten uitstrekken over die delen van de centrale open ruimte, die tot dusverre daarbij nog niet konden worden betrokken. De Regering heeft daarom besloten, aan de agrarische recon structie van deze gebieden, o.m. in het kader van de ruilverkavelingen, bijzondere aandacht te schenken. Behalve de „centrale open ruimte" onder scheidt de Nota nationale en regionale park en watersportgebieden, die beheerst worden door het karakter van het bestaande, aan trekkelijke, landschap, waar het vooral aan komt op de verdere ontwikkeling van de recreatie-voorzieningen. Bij de verdere in richting van de grote parkgebieden zal het streven er op gericht zijn de meest intensieve menselijke invloeden zoveel mogelijk bij de randen te houden, opdat naar het centrum toe de natuurlijkheid meer de overhand krijgt. Op deze wijze ontstaat aan de randen een meer parkachtig aspect, waarin o.a. de re creatieve accomodatie is opgenomen, terwijl naar het midden toe de landbouwgronden, produktiebossen, natuurterreinen en land schapsreservaten het beeld bepalen. Ondanks de vrij grote uitgestrektheid van de „centrale open ruimte" en de parkgebieden, ligt het grootste deel van het landelijke ge bied buiten deze zones, n.l. in: 1. de landbouwgebieden van overwegend grote schaal buiten de directe invloeds sfeer van de stad en de recreatie; 2. de gemengd agrarisch-recreatieve gebie den met overwegend fraaie bos- of z.g. coulissenlandschappen op de zand- en lössgronden. In de eerste categorie is de agrarische functie overheersend. De inrichting van deze gebie den wordt vrijwel uitsluitend bepaald door de eisen van een goede landbouwstructuur en door de verzekering van een goed woon- milieu voor de hier wonende en werkende be volking. In deze primair agrarische gebieden kan de landschappelijke situatie aanknopings-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 14