Etage-eigendom in Europa en daarbuiten
Van droit d'Houa" in Noord-Afrika tot
condominium property" in de Verenigde Staten
271
P. S. Teeling Ing., Technisch Hoofdambtenaar verbonden aan het
Bureau van het Office International du Cadastre et du Régime
Foncier ter Directie van het Kadaster.
In mijn artikel over de groei naar een mo
derne Rijksdienst van het Kadaster (zie Geo-
desia 1965, pag. 170 e.v.) is vooral de nadruk
gelegd op de historische ontwikkeling en de
verandering van de taak van het Nederlandse
Kadaster in een veranderende wereld. In het
betoog is gewezen op de omstandigheid, dat
bedoelde ontwikkeling vanuit een verpon
dingsadministratie van „boerenland" vandaag
de dag is uitgemond in een instituut dat zijn
taak uitoefent vooral in het belang van de
rechtszekerheid t.a.v. alle onroerende zaken
welke binnen onze landsgrenzen aanwezig
zijn.
Nu bestonden tot in de Tweede Wereldoor
log deze onroerende zaken uit wat men zou
kunnen noemen „grotere of kleinere delen
van het aardoppervlak". Elk afzonderlijk
perceel onroerend goed was op de aardbo
dem te individualiseren. Met name etage
eigendom kwam in Nederland niet voor. De
eigendom, of een uit die eigendom afgeleid
ander zakelijk recht, van afzonderlijke woon-
of bedrijfsruimten, ongeacht de omstandig
heid of deze ruimten zich ónder-, op-, dan
wel bóven de begane grond bevinden, was
toen in Nederland niet mogelijk. De wette
lijke beletselen werden trouwens nog niet als
bezwaarlijk gevoeld. In de grote steden kende
men wel de etagewoningen, de portiekwo
ningen, maar die waren zonder uitzondering
van de kelder tot de daknok eigendom van
eenzelfde persoon. Deze gevestigde eigen
domsorde kwam in de verdrukking, toen in
het prille begin van de Tweede Wereldoor
log Rotterdam werd gebombardeerd. Hierbij
werd het met woon- en winkelhuizen dicht
bebouwde centrum van deze havenstad over
een oppervlakte van 150 hectaren totaal ver
nietigd.
Bij de wederopbouw verminderden de moder
nisering van het stratennet en andere plano
logische maatregelen het bebouwbare opper
vlak tot 114 hectaren. Toch wilde iedere bij
het Kadaster bekend zijnde eigenaar zijn
rechtmatig aandeel in de overgebleven ruimte
van het ook uit zakelijk oogpunt bekeken
kostbare stadscentrum terug. Nu bijna een
derde van de oude verdwenen bebouwing op
een andere wijze aan woon- en bedrijfsruimte
moest worden geholpen, waren de planologen
eigenlijk wel gedwongen deze verloren ge-
gane ruimte in de hoogte te zoeken. Vanwege
de wettelijke beletselen t.a.v. etage-eigendom
betrachtte men aanvankelijk de creatie van
woon- en bedrijfscoöperaties, waarvan parti
cipanten lid konden worden door aankoop
van een aandeel in zulk een coöperatie. Hier
lag evenwel het grote gevaar, dat de afzon
derlijke leden geen zekerheid hadden van een
ongestoord en voortdurend gebruik van de
hun toegewezen woon- en bedrijfsruimten,
omdat per slot van rekening de numerieke
meerderheid der leden over het wel en wee
van de coöperatie-eigendom beslisten. Wijlen
Ir. W. van Riessen - in leven een erkend
kadastraal deskundige op dit terrein -ver
telde mij indertijd een praktijkgeval dat voor
hem een waarschuwend voorbeeld werd. Een
woon- en bedrijfscoöperatie bezat op een uit
nemend punt in het herbouwde centrum van
Rotterdam een gebouw met winkels op de
begane grond, met daarboven een aantal
woonlagen. Een zeer kapitaalkrachtige win
kelmaatschappij deed na de oorlog een gene
reus aanbod op het gehele gebouw, waarop