272 het merendeel der coöperatie-leden positief reageerde. De minderheid werd gedwongen mede het veld te ruimen. Misschien ook al met het oog op dergelijke gevaren trachtte men elders via een zeer ge kunstelde eigendomsconstructie tot een vei liger woonbezit van een flat te komen. In mijn Amersfoortse tijd b.v. kreeg ik eens opdracht, een flatgebouw in Zeist te meten, waarvan alle gangen uitkwamen op een gemeenschap pelijk trappenhuis. De ondergrond van dit trappenhuis moest door mij in evenzovele aparte percelen van gelijke afmetingen wor den gesplitst en gekadastreerd, als er flats in het gebouw waren. Elk minimaal klein perceeltje werd apart ver kocht en belast met de erfdienstbaarheid van weg t.b.v. alle andere perceeltjes, maar tevens bevoordeeld met de erfdienstbaarheid van weg naar en van uitsluitend gebruik van een in de bouwtekeningen en in de ver koopakte in extenso aangeduide flat. Wel licht dat mijn vakgenoten elders in ons land in de jaren rond 1950 weer andere rechtscon- structies onder ogen hebben gehad. Na-oorlogse planologie (afwisselend hoog- en laagbouw is een geliefd verschijnsel bij de hedendaagse planning), toepassing van de moderne inzichten op het gebied van de woon- cultuur (de woongemakken van een flat zijn er vele, vooral voor oudere mensen en wer kende echtparen), dienstbodennood, sterke toename van het aantal ouden van dagen, algemene verhoging van het welvaartspeil der bevolking, waren en zijn evenzovele factoren die de drang vergrootten naar een eigen en goed geregeld bezit van een moderne wo ning, van een flatwoning. Het leven in een welvaartsstaat, de ontzaglijke woningnood, de schaarste aan bouwterrein, alsmede de hoogbouwplanning tot in de dorpen van ons dichtstbevolkte land ter wereld, maakten me de, dat niet alleen ouderen een flat trachten te verkrijgen uit het „vrije" bouwcontingent, maar ook, dat b.v. eveneens jongere mensen het wachten op een beurt op de lange lijs ten van woningzoekenden moede proberen een flat te kopen, altijd nog goedkoper dan de dure laagbouw der „vrije vestiging". Al deze feitelijkheden brachten binnen zes jaren na de oorlog de uiteindelijke wettelijke regeling in Nederland van wat sedertdien ge noemd wordt: de eigendom van appartemen ten. Deze Appartementenwet stoelde mede op de ervaringen, welke men in het buiten land met die bijzondere vorm van onroerende zaken had opgedaan. Uit vroeger tijden De eigendom van afzonderlijke, op verschil lend niveau gelegen woon- en bedrijfsruim ten zoals men deze in de verscheidene landen ter wereld kent, is onderwerp geweest van een studie, welke werd ondernomen door het Bureau van het Office International du Ca dastre et du Régime Foncier te 's-Graven- hage, waarvan de directeur van het Neder landse Kadaster, de heer Mr. Ir. S. M. Meel- ker, president is. De resultaten van deze studie zijn samengevat in Publication nr. 3 van het OICRF, hetwelk ter gelegenheid van het Congres 1965 van de Fédération Interna tionale des Géomètres te Rome is uitgegeven onder de titels „Co-propriété et Cadastre", „Apartment Property and Cadastre", „Stock- werkseigentum und Kataster". Voor de vak genoten in ons taalgebied is het misschien de moeite waard, aan de hand van het basisma teriaal aanwezig in de bibliotheek van het OICRF en van de uitgebrachte rapporten in vogelvlucht eens na te gaan hoe elders in de wereld het er met de „etage-eigendom" bijstaat. Nu is het zo, dat er in een groot aantal lan den tot voor kort (laat ons zeggen tot voor een jaar of tien-vijftien) nog geen „etage eigendom" bestond. Bijvoorbeeld in Neder land, de Scandinavische landen, Oostenrijk, Joegoslavië, Nieuw-Zeeland, Australië, was van appartements-eigendom vóór de oorlog nog geen sprake. Elders evenwel was dit al lang het geval. Zo wordt in de literatuur (zie hiervoor een uitgebreide lijst in „Apartment Property and Cadastre") gewag gemaakt van het in Noord-Afrika verbreide en bekende „Droit d'Houa". Het Arabische woord Houa betekent „de lucht, de atmosfeer", en het Droit d'Houa is ontstaan uit het gewoonte recht der Islamieten, dat in verscheidene Mo hammedaanse streken het bezit veilig stelt van een etage of van een appartement, welke iemand boven het huis van een ander heeft gebouwd. Een zeer oud gewoonterecht, dat kon ontstaan door een samenspel van facto ren als de bouwwijze der Arabieren (huizen met platte daken) en de schaarste aan bouw terrein binnen de kleine nederzetting. Een ander voorbeeld uit vroeger eeuwen is de vorm van „horizontale eigendom", die in Engeland in de 16e eeuw bestond. Uit de lite ratuur is bekend het „ownership of cham bers", dat de leden van de „legal profession in the Inns of Court" te Londen bezaten, de particuliere eigendom van een kamer voor de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 4