Het beginsel van specialiteit
277
H. van der Kooij, landmeetkundig ambtenaar A van het kadaster
te Middelburg.
Voor de toegankelijkheid van openbaarge
maakte aktes is het gewenst dat de grond
ondubbelzinnig benoemd wordt. Een unifor
me en éénduidig uit te leggen benaming geeft
het kadastrale nummer, waarvan het kadaster
de identiteit garandeert. Ingevolge art. 37 van
de Notariswet is het gebruik van deze spe
ciale aanduiding aan notarissen verplicht (be
ginsel van specialiteit). In hoeverre dit voor
schrift aan zijn doel beantwoordt zal in dit
artikel aan de orde worden gesteld.
Het is algemeen bekend dat vele kadastrale
percelen eigenlijk ficties zijn in plaats van een
nauwgezette afspiegeling van de terreinswer
kelijkheid. Sommige kadastrale plans hebben
inderdaad dit met de fictie-literatuur gemeen,
dat ze met enige fantasie zijn samengesteld.
Het is echter evident dat ficties hun nut kun
nen hebben; tragisch zou het evenwel zijn als
het kadaster van de percelen alleen de door
hemzelf eraan toegedichte elementen werke
lijk kende (belastingkadaster). Van alle mi
nuutpercelen (die sinds 1832 niet meer in
aanraking gekomen zijn), ja, van alle gren
zen die langer dan 30 jaar geleden gevormd
zijn is dit laatste het geval. Door verjaring
kan de rechtstoestand afwijken van de ka
dastrale gegevens. De voorhanden zijnde
meetgegevens zijn dus grotendeels zo be
trouwbaar als het getuigenis van kinderen
voor de rechtbank.
Op het veldwerkarchief is de uitspraak van
de natuurkundige Lord Kelvin van kracht:
„Wij groeien in het tempo van de exactheid
van onze metingen." Slechts meetgegevens
van na 1900 kunnen de toets der kritiek door
staan. Aristoteles heeft er in zijn Ethica Ni-
comachea op gewezen dat men niet op elk
gebied eenzelfde exactheid kan eisen: „want
het getuigt van een goede vorming, op ieder
gebied zoveel nauwkeurigheid te zoeken als
de aard van de zaak toestaat, want het is
klaarblijkelijk even dwaas van een wiskun
dige waarschijnlijkheidsargumenten te aan
vaarden als van een redenaar strikte bewij
zen te eisen."
De kadastrale wiskundige heeft echter te re
kenen met de „statistisch waarschijnlijke
plaats van een grens": en de onscherpte-
strook, waarbinnen zich de grens moet be
vinden kan voor een landelijk perceel welks
begrenzing van de kaart moet worden uitge-
past, tot 5 m bedragen.
Bij elke grensuitzetting doet de landmeter er
goed aan na te slaan: a) of de beide percelen
ooit in één hand geweest zijn; b) of in recente
aktes van overdracht wordt bedongen „de
grens wordt gevormd door In het eerste
geval is de kadastrale grens dubieus; in het
tweede geeft de kaart niet de grens aan maar
de overeenkomst, ongeacht welke kadastrale
aanduiding daarin vermeld werd.
Auteurs die nu aan soortgelijke argumenten
redenen ontlenen de kadastrale aanduiding
in aktes maar achterwege te laten hebben on
gelijk. Het kadaster verhoudt zich tot de
eigendommen ongeveer zoals het bewustzijn
zich verhoudt tot de omringende wereld. Dit
betekent dat voortdurend heroriëntatie (her
meting) nodig is, want het onvermijdelijke
gevolg van het kennisproces is, dat object en
voorstelling uit elkaar komen te liggen, zodat
differentie van beide mogelijk wordt. Af
schaffing van grondregistratie zou de grond
eigendom echter weer in een toestand van
bewusteloosheid brengen, die tevens rechte
loosheid (status justitia vacuus) inhoudt.
Zonder kadaster dreigt een chaos
Thomas More schrijft in zijn Utopia (Leuven
1516) over de particuliere eigendom als volgt:
„bij deze worden ook dag in dag uit tal van