Vakcursus voor technisch ambtenaar van het kadaster
Tentamen 1966
15
Boldriehoeksmeting
Analytische meetkunde en determinanten
Inleiding recht
Hogere wiskunde
Landmeten en waterpassen (I)
zie examen 1966 (nog op te nemen).
Kadaster
Tijd: li uur
1. Hoe geschiedt een erfdienstbaarhedenon-
derzoek op het hypotheekkantoor?
2. Vindt u de administratie betreffende de
erfdienstbaarheden op het hypotheekkan
toor bevredigend of niet? (Motiveer uw
antwoord.)
3. Waarom staat het recht van hypotheek,
van grondrente en van erfdienstbaarheid
niet in de kadastrale legger?
4. Zou volgens u een leidingenkadaster bij
het Rijkskadaster" ondergebracht moe
ten worden of niet? (Motiveer uw ant
woord.)
5. Wat zijn cultuurpercelen, waarom leve
ren deze soms grote moeilijkheden op en
hoe zou u deze moeilijkheden kunnen
verminderen?
6. In welke gevallen dient tot vernieuwing
van het kadaster te worden overgegaan?
7. Waarom heeft men in de eerste helft van
de 19e eeuw de gemaakte veldwerken
veelal niet in het archief opgenomen?
Stereometrie
Tijd: 1 J uur
EFGH
1Een recht blok tot grondvlak
een ruit met een hoek van 60° in A. Op
EH ligt een punt P zo, dat EP 1/3
EH is. Breng het vlak aan door P en de
diagonaal BD. Construeer de doorsnede
van dit vlak met het blok.
Bewijs: a. Deze doorsnede is een gelijk-
benig trapezium;
b. De kortste evenwijdige zijde
van dit trapezium kruist de lijn
AG loodrecht.
Bereken de verhouding van inhoud van
de delen, waarin het blok door het vlak
verdeeld wordt.
2. T.ABC is een rechthoekig viervlak; alle
drie hoeken in T zijn 90°. TA a, TB
b, TC c.
a. Bewijs dat driehoek ABC scherphoekig
is.
b. TT1 _L driehoek ABC: Bewijs J, 2
i
3. Drie vlakken VW en X gaan door één
rechte lijn RS.
De rechte m snijdt deze vlakken opvol
gend in de punten A, B en C.
De rechte n snijdt deze zelfde vlakken op
volgend in de punten E, F en G; m is
evenwijdig aan n. AE is niet evenwijdig
aan RS.
Bewijs AB BC EF FG.
Administratief recht I
Tijd: IJ uur
1. De formaliteit van registratie is toepas
selijk op alle akten (artikel 1, lid 1, Re-
gistratiewet 1917). Welke betekenis
heeft deze registratie fiscaalrechtelijk
(administratiefrechtelijk) en civielrech
telijk?
2. Wat verstaat de wet hier onder ak
ten"? Komt dit begrip overeen met dat
in het Burgerlijk Wetboek?
3. Sommige akten moeten binnen een be
paalde termijn ter registratie worden
aangeboden, ten aanzien van andere ak
ten is dit meer facultatief gesteld. Welke
akten zijn dit?
4. Waar moet een akte ter registratie wor
den aangeboden?