Van de Voorzitter
3
Wanneer men zich in december neerzet om
de balans van het afgelopen jaar op te maken
en je als voorzitter van het N.G.L. wordt ge
vraagd om dat nu ook te doen van onze acti
viteitendan ben je geneigd om als eerste in
druk neer te schrijven: 1966: rustig, geen
hoogtepunten en geen dieptepunten; alles
gaat zijn goede gang. Begin je echter de no
tulen van de bestuursvergaderingen door te
bladeren, lees je „Geodesia" nog eens na en
ga je de rapporten van de besprekingen be
studeren, dan moet je tot de slotsom komen:
]a, alles gaat wel zijn goede gang, maar het
is lang niet zo eenvoudig gegaan als de goe
gemeente wel denkt. Wat moet er nog veel
gedaan worden om deze richting te behouden!
En zo zijn we dan meteen op onze taak van
nu gedrukt: U te vertellen wat 1966 gebracht
heeft en wat 1967 ons, hopelijk, zal brengen.
Het afgelopen jaar
Onze eindredacteur collega M. L. Veen Ing.
heeft zijn taak in maart 1966 overgedragen
aan collega B. Nieboer, die hiermee wel een
bijzonder zware opdracht op zijn schouders
gelegd kreeg. Ik wil hier van de gelegenheid
gebruik maken om Veen, namens u allen
hartelijk dank te zeggen voor het vele, be
langrijke werk dat hij voor „Geodesia" ge
daan heeft en Nieboer te complimenteren met
de wijze waarop hij deze taak heeft overge
nomen. Veen heeft in 1966 nog deel uitge
maakt van de redactie, maar is per 1 januari
1967 opgevolgd door collega van Eek, die
wij hierbij welkom heten en veel succes toe
wensen. Veen zien we weer terug als congres
commissielid, bravo!
De oplage van „Geodesia" vertoont nog
steeds een opgaande lijn, wat niet gezegd kan
worden van de toevloed van kopij. Ik mag
zeker wel een beroep op u doen om onze
redactie behulpzaam te zijn bij haar moeilijke
en vaak ondankbare taak. Wij stellen uw
medewerking bijzonder op prijs en willen dat
gaarne tonen. Geef ons die kans!
Met onze financiële problemen wil ik u niet
al te lastig vallen. Het zijn bekende geluiden
voor u en wij zijn blij dat u begrip hebt voor
onze moeilijkheden. U begrijpt ook dat wij dit
jaar hier veel besprekingen aan hebben moe
ten wijden en zo kom ik dan bij onze pen
ningmeester terecht.
Collega G. D. de Beurs heeft zijn taak met
ingang van 1 januari 1967 overgedragen aan
collega B. M. de Bruin, tot nu toe tweede
penningmeester. Vanaf de oprichting heeft
De Beurs onze kas beheerd en het mag ge
zegd worden, op voortreffelijke wijze. Wij
zijn hem erg dankbaar voor alles wat hij voor
ons gedaan heeft. „Wij zullen hem node mis
sen" is dan de clichéuitdrukking; maar waar
dan ook uitgesproken of neergeschreven, hier
is die zeker op zijn plaats. Wij kunnen het
ons nog niet goed voorstellen, het zonder hem
in het bestuur te moeten doen. Wat een tijd
en aandacht heeft hij aan onze zaak gespen
deerd, formidabel! Bedankt, De Beurs!