pen 1580 e.v.j., en verzorgde ook de Introduc-
tio Mathematica, die vooraan is geplaatst in
de Speculum orbis terrae van De Jode van
1593, verschillende uitgaven van het Epitome
van Ortelius enz. Op zijn naam staat tevens
de handschriftkaart van het beleg van Ant
werpen van 1618 en een Antwerpense kaart
van 1621. Van zijn hand zijn ook enkele wer
ken over wiskundige onderwerpen en instru
menten, o.m. over de „landmeterscirkel" met
boussole, van welke de Leidse landmeter Jan
Pietersz. Dou als uitvinder wordt beschouwd
(vgl. Bibliogr. des Pays-Bas, le serie, op:
Coignet).
In het algemeen blijkt het niet, voor wiens reke
ning de verschillende uitgaven zijn verzorgd.
Een uitzondering moeten wij maken voor zijn
Cosmografie, Franse uitgave van 1544, waar
men leest: Aux despens communs de Gemma
Frison&Gregoire Bonte. Meestentijds is alleen
de naam van boekhandelaar of drukker ver
meld. Wel is uit de rekeningen van het mu
seum Plantin-Moretus bekend, dat Plantijn in
1558 overdroeg aan de boekhandelaar Nic.
Inglande te Londen twee exemplaren „Annu-
lus Astronomicus" voor elf sous en in 1568
aan Dr. Benedictus Arias Montanus één exem
plaar „De usi globi", gedrukt op perkament,
voor vijf sous (Arch. Plantin, reg. XVI, Grand
Livre 1558—1578, blz. 33).
Met de gebruikelijke gemakkelijkheid van die
tijd gaven verschillende auteurs (Wittenberg,
Peletier, Forcadel e.a.) zijn werken uit.
Het grootste aantal uitgaven van Arithmetica
verscheen in Duitsland (44). Daarenboven in
Parijs 17, in Antwerpen 7 en Amsterdam en
Venetië elk één, samen 70 uitgaven in de loop
van een eeuw (15401652).
Het laatste werk is „De Astrolabo catholico
Liber" van ca. 1554 (in elk geval werkte hij er
aan tussen 1550 en 1554). Het bleef onafge
werkt, is door Cornelius voltooid en ver
scheen in 1556 te Antwerpen bij Jan Steels-
man. Het instrument, hier bedoeld, is zeer
oud, cirkelvormig en aan beide kanten gegra
veerd (een uitvoerige beschrijving vindt men
in artikelen van F. van Ortroy en E. Crone
in: De Zee, XXXVUI (1938), blz. 75 en 180).
Het werd door de vakgenoten van zijn tijd
zeer geapprecieerd. Adriaan Romain bekent
dat zijn Speculum Astronomicum opgebouwd
is uit materiaal van Gemma Frisius' „Astro
labo" en uit de Cosmographie van Apian. Al
moeten wij dit voor rekening laten van de
auteur, Romain zegt ook nog, dat Frisius en
de Roias de eersten waren, die het universele
gebruik van het astrolabium exposeerden.
31
Wij moeten nog enkele schrijvers noemen, die
Frisius' werk dankbaar gebruikten; het zijn
Gerardus Stempelius Goudanus en Adriaan
Metius-Stempelius (bijgestaan door Adrianus
Zeelstius als graveur) die van een en ander een
bescheiden gebruik maakten. Van hem kennen
wij een kaart van de heerlijkheden aan de
Maas tussen Maastricht en Luik (van 1598) en
nog een manuscriptkaart van de Maas bij Val
kenburg. Metius, uit een recenter tijdperk, pro
fessor in de mathematiek te Franeker, vertelt
in zijn „Fundementale onderwijsinghe aen-
gaende de fabrica en het veelvuldig ghebruick
van het astrolabium uitg. Franeker bij
Ulderick Balk, anno 1627, dat hij uit de ge
schriften van Gemma veel geleend heeft.
Omgekeerd is het aanvaardbaar, dat Gemma
Frisius werk van Martin Waldseemüller over
nam. Waldseemüller, geb. in 1470, was de
man, die in zijn Cosmographio Introductio
1 507, de naam Amerika suggereerde voor de
Nieuwe Wereld en die een grote wereldkaart
concipieerde, gegraveerd op 12 houtblokken,
met de titel Universalis Cosmographica. Van
de 100 kopieën kennen wij er nog één.
Zijn laatste werk van betekenis was de „Carta
Marina" (uitg. 1516 op 12 houtsneeplaten).
Met Gemma Frisius maakten o.m. ook Stab-
nicza, Apian, Reisch, Münster en Schoner ge
bruik van Waldseemüller's arbeid.
Tegenwoordig zijn reeds verschillende uitga
ven van Frisius onvindbaar.
De instrumenten van Gemma Frisius
De instrumenten, op instigatie van Frisius ver
vaardigd, kwamen vaak tot stand met mede
werking van Gerard Mercator, zoals bekend
een leerling van hem. Meermalen ook werden
deze gemaakt in de werkplaats van de Arse-
niussen. Van Gemma Frisius zijn afkomstig:
Ieen grote hartvormige wereldkaart, ver
kleind voorkomend in „Cosmographia" van
Peter Apian van 1544; 2. hemelglobes en aard
globes; 3. astronomische ringen (draagbare
equatoriaal-armilla, ongeveer als een zonne
wijzer ingericht; 4. jacobsstaven (omschreven
in zijn „De radio astr. et geom. liber); 5. kwa
dranten; 6. astrolabia (omschreven in „De
astrolabo catholico" 1556).
Over dit onderdeel van zijn activiteiten tref
fen wij het een en ander aan in de correspon
dentie van Dr. Benedictus Montanus (1527
1598) en in de Plantijn-archieven. Er zijn aan
wijzingen, dat zijn globes beter werden ge
plaatst dan zijn wereldkaart. In Plantijn's
boekhouding worden de eerstgenoemde ver-