Naar onze mening is bovengenoemde publika- tie, die 46 bladzijden tekst +14 bijlagen be vat, van zodanig groot belang, dat we er hier wat uitvoeriger dan gebruikelijk is in deze rubriek, bij willen stilstaan. In de Inleiding behandelt Prof. Ir. G. F. Witt achtereenvolgens de voorgeschiedenis, de doel stellingen en de opzet van het onderzoek, als mede enige ervaringen van algemene aard. Het onderzoek werd gericht op de beantwoor ding van de volgende vragen: a. Is de nauwkeurigheid van de resultaten, verkregen met de voerstraalmethode gelijk aan die, verkregen met de meetlijnenmethode? b. Kan deze voerstraalmethode worden inge past in het kadastrale systeem en kunnen de metingen en de resultaten in het veldwerk archief worden ondergebracht? c. Is toepassing van de voerstraalmethode met behulp van optische afstandmeters in vlak terrein ten behoeve van de detailmeting tijd en kostenbesparend? Na uitvoerige discussies werd besloten, erva ring op te doen met een ploeg van vijf per sonen, bestaande uit een ploegleider (technisch ambtenaar), een waarnemer, een secretaris en twee meetassistenten. Het systeem is beproefd onder leiding van Ir. W. A. Claessen, op een object ter grootte van 150 ha in de ge meente Dinther. Het systeem met vijf medewerkers bleek uitste kend te voldoen, en is daarom ook in het tweede object gehandhaafd. Bij deze proef (Suawoude) zou een gebied van 446 ha vol- EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK TUSSEN DE MEETLIJNENMETHODE EN DE VOERSTRAALMETHODE IN VLAK LAND (PROEF DINTHER- SUAWOUDE) EN AUTOMATISERING BIJ DE VOERSTRAALMETHODE (Voordrachten, gehouden op de Geodetische Studiedag der Nederlandse Landmeetkundige Federatie, op 20 mei 1966 te Delft, uitgegeven door de Onderafdeling der Geodesie, Techni sche Hogeschool Delft, 1966) gens de voerstraalmethode en volgens de con ventionele meetlijnenmethode worden geme ten, en wel door twee verschillende meetploe- gen. Een voordeel hiervan is, dat beide ploe gen onbekend zijn in het terrein, en dus voor dezelfde moeilijkheden staan. Een nadeel is, dat de kwaliteit van de ploegen nooit gelijk waardig kan zijn. Hierdoor kunnen de resul taten van het onderzoek niet meer geven dan een indicatie ten gunste van de ene methode t.o.v. de andere, of van de gelijkwaardigheid der methoden. Bij de beoordeling van de nauwkeurigheid be staat het gevaar, dat men bij vergelijking van de resultaten niet weet, welke uitkomsten goed zijn, de resultaten volgens de voerstraalmethode of die volgens de meetlijnenmethode. Met het oog hierop is volgens een onlangs door Prof. Ir. W. Baarda ontworpen methode een veel- hoeksnet verkend en vereffend, waarvan de zeer lange zijden met de geodimeter zijn ge meten. Vanuit deze punten zijn van een drie honderdtal uitgekozen punten zodanig de coördinaten bepaald, dat de afwijkingen te verwaarlozen zijn. Óp deze wijze kon, al thans voor 300 punten, een indruk omtrent de absolute ligging verkregen worden. Voor het onderzoek naar de tijdsduur was een zo nauwkeurig mogelijke registratie van de werkuren noodzakelijk. Bij beide methoden zijn hierbij de regenverleturen buiten beschou wing gelaten. Van de werkzaamheden en ervaringen bij de terreinmetingen in Suawoude geeft vervolgens Ir. G. Jacobs een uitgebreid verslag. Zoals in 36

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 16