Zijn naam
In 1529, in de Cosmografie van Petrus
Apian(us), noemt hij zich Gemma Frisius. Dit
is een gelatiniseerde naam naar de gewoonte
van die tijd. Volgens Suffredus Petri is zijn
voornaam de Friese naam Gemme, Jemme of
Ieme (vgl. ook: C. Akema in zijn studieop
genomen in Verh. der eerste kl. K.N.I. van
Wetensch. te AmsterdamVlle deelle stuk,
1823, blz. 218). De naam van zijn zoon Cor-
nelis Jemme (in 1568 reeds één van de Leu
vense professoren) zou dit bevestigen.
In het privilege, hem op 3 november 1544 ver
leend door Karei V, noemt men hem Gemma
Regneri Frisium medicus. (Flier zou Regneri de
naam van zijn vader zijn. Ook nu nog plaat
sen Friezen graag de naam van hun vader
achter de andere voornamen.)
Er is in de Kon. Bibl. te Brussel een manus
cript (vroeger no. 22172), waarin zijn naam
op een lijst voorkomt als no. 31: Gemma
Regneri de Gruningha.
Fienne noemt hem Renier van den Steen, om
dat Gemma of Gemme (Lat.) betekent: (edel
steen, waarom dan ook de Duitsers van hem
spreken als Edelgestein (vgl. Ad. Quetelet,
Histoire des sciences mathém., deel I, blz.
133). Volgens het Algemeen Woordenboek
tenslotte (deel III van G. Nieuwenhuis) heet
hij ook Reinier Edelgestein van Dockum in
Friesland.
Enkele levensbijzonderheden
Frisius is geboren te Dokkum op 8 dec. 1508,
omstreeks elf uur 's avonds. Hij stierf te Leu
ven op 25 mei 1555 om drie uur 's middags.
Volgens zijn zoon leed hij reeds zeven jaar aan
niersteen. Dit mankement zou ook zijn vroege
dood hebben veroorzaakt. Verschillende schrij
vers noemen Groningen als zijn geboorteplaats.
Als Groninger staat hij ook bij de gepromo
veerden ingeschreven. Zijn ouders waren wel
gesteld. Zijn stierven beiden reeds in zijn jeugd.
Hij is begraven bij de Dominicanen in Leuven
(vgl. Histoire de monsieur De Thou, Des cho-
ses arrivées de son temps chez Augustin
Courbé, Paris MDCLIXblz. 767 en 889).
Van hem wordt verteld, dat hij althans ge
deeltelijk verlamd zou zijn geweest tot zijn
zesde jaar en dat hij op een keer in de St. Bo-
nifaciuskerk, onmiddellijk na het offeren van
zijn „kerkecent", ten aanschouwe van alle
aanwezigen, volkomen hersteld rond ging
lopen. Een eigenaardig verhaal, dat echter wel
bij een beroemdheid past!
Ook zou hij André Vesalius, de bekende ont
leedkundige, geholpen hebben om ergens bui
ten de muren van Leuven een goed geconser
veerd skelet weg te kapen. FFij verdedigde
zelfs gedurende vier dagen met anderen de
stad, die bijna bij verrassing door de troepen
van Gelre en Kleef was genomen tijdens de
afwezigheid van het stadsgarnizoen. Het
schijnt dus, dat hij wel heel goed genezen was!
Tot 1514 heeft hij in Dokkum gewoond. Toen
zijn waarschijnlijk zijn ouders gestorven, waar
om hij door de familie naar vrienden in Gro
ningen werd gezonden. Op school waren voor
al zijn vorderingen in de belletrie opvallend,
waarom men hem naar Leuven zond voor ho
gere studies. Jammer genoeg zijn daar de in
schrijvingsregisters 14851528 van de univer
siteit verloren gegaan (vgl. Cb. Reusens, Ma-
tricule de l'université de Louvain, T1, 1426-
1433, blz. 13, opgenomen in Publ. de la
Comm. R. d'Hist.; Bruxelles 1903). In elk ge
val moet zijn inschrijving vóór 1525 zijn ge
schied.
Zij die zich verbazen over zijn studierichting,
moeten weten, dat de artsen-studenten toen
maals bij voorkeur eerst filosofie en wiskunde
bestudeerden. Men constateerde dat ook bij
anderen als b.v. Jean van Wesel (1431), Jean
van Helmont, Jan Stadius e.a.
Hij werd in 1528 maitre és arts, verwierf zijn
baccalauriaat vóór 1536, en deed in 1541 doc
toraal examen. Bruhesius noemt hem ergens
„medico doctissimo". Toen reeds bezat Gem
ma Frisius een reputatie als sterrenkundige en
aardrijkskundige.
Volgens de reglementen kon hij in zes jaar de
licensie halen. Hij deed er acht jaar over.
Waarschijnlijk is hij dus in die jaren weer ziek
geweest. Hij leed aan de zweetkoorts (sudoris
Anglicus), die volgens C. Broeckz in Antwer
pen epidemisch zou zijn geweest in september
1529. Een extra vermelding waard is het feit,
dat hij reeds op 22-jarige leeftijd les gaf in
cosmografie, o.m. aan Gerard Mercator.
Op 2 juni 1534 trouwde hij te Leuven met
Barbara (zelfs de familienaam van zijn vrouw
is onbekend). Haar genegenheid voor de harts
tochtelijke zoeker Gemma blijkt duidelijk. In
1535 werd hun een zoon geboren. Omstreeks
1539 overleed een tweede zoon, terwijl zij in
januari 1540 met ongeduld een derde ver
wachtten. In zijn (latijnse) brieven van 1543
aan bisschop Jan Dantiscus leest men hoezeer
deze gebeurtenissen hem leed en vreugde be
reidden.
24