©e CoCmograpIjtt M|3e, 31). Een reproduktie komt voor in Rooses, Correspondance de Christ. Plantin, antw. 1883, dl. I, bl. 128. Wij vergeten niet, dat Jacob van Deventer de praktijk van de topografie reeds enige tijd op het terrein beoefent, als Gemma Frisius nog voornamelijk opgaat in het theoretisch onder wijs. Het herinnert ons er aan, dat het land meetkundige leven overal zijn gang gaat en zich niet alleen of voornamelijk beperkt tot theoretische studies, hoe belangrijk die dan ook zijn. Gemma Frisius was ook bevriend met Jean Stadius: hij plaatste een inleiding in diens „Éphémérides". Stadius verstrekte aan Gem ma verscheidene gegevens omtrent de astrono mische positie van steden en vaste sterren. Door genoemd boekwerk weten wij ook, dat de planisphere van Gemma zich „in ieders hand" bevond. Gerard Nodianus van Arnhem noemt in een ode Gemma's naam tegelijk met die van Co pernicus en Stadius. Hij schrijft: Vrania hu- manos tandem misserata labores, Atlantes su- pero mittit ab axe novos. Inter quos Phrisius Phrisiae nova gloria gentis. Gemma Mathema tica nobilis art amitet? Zijn belezenheid blijkt uit de vele prominenten uit de oudheid, de middeleeuwen en de 16e eeuw, die men bij bestudering van zijn werk ontmoet. Men behoeft niet te overdrijven als men stelt, dat hij een scherpe geest bezat, dat hij een goed-geïnformeerd geleerde was, dat hij niet vreesde, kritiek te leveren op het werk van anderen. Het zegt ons wel iets, als wij hem door Cantor (vgl. Cantor, Vorlesungen über Gesch. der Math., 2e dr., dl. II, 1899, bl. 449) genoemd zien als de voorloper van baanbrekende landmeters. Moeten wij de lofspraak van zijn zoon Cor nelius afzwakken daar, waar hij zijn vader noemt ipsum doctrinae Mathematicae cotumen de summa gloria"? Of waar hij zijn arbeid kwalificeert als „vivacis ingeny monu- menta perhennia"? (vgl. Cornells Gemma, Ephemerides meteorologicae anni MDLX, In troductie). Wij vragen dit, omdat er ook an dere uitingen zijn dan zulke. Niemand minder dan Delambre, die eerst eer bewijst aan Gem ma's nieuwe methode van lengtebepaling en de verbeteringen, aangebracht aan het astro labium, de sextant, de landmeterscirkel en de chronometer, levert kritiek op diens „De prin- cipiis Astronomiae dat volgens hem vol staat met de meest gewone en oppervlakkige aantekeningen. Ook het boekje, dat betrekking heeft op de Annulus Astronomicus (dat de geograaf gebruikte voor tijdrekening en om problemen betreffende hoogtemeting op te lossen, die hij weergeeft in zijn „Astrola bium komt er niet zonder zijn opmerkin gen af. Men begrijpt niet, zo zegt Delambre, hoe Gemma Frisius kan doorgaan voor een bekwaam astronoom of zelfs voor een astro noom, als hij alleen maar dit werk samenstel de. Gelukkig heeft ook deze strenge mening weer zijn tegenhanger. Ad. Quetelet, wiens competentie onbetwist is, pareert de opmer kingen van Delambre met de bewering, dat hij niet voldoende ingelicht is omtrent de door Gemma bewezen diensten (zie: Quetelet, Hist, des sciences math, et phys. chez les Beiges, Bruxelles 1864, blz. 82). En in Guicciardini's „Description des Pays-Bas" wordt Frisius als maitre Gaultier René genoemd onder de meest beroemde professoren aan de Leuvense univer siteit (Henne is er van overtuigd, dat deze 28 2lpunus.Cfif)wn£ De Cactcn Dec imtticapc rtucct b5c5fma pljzpfio be&rtuÊ/allcn cóOtsencnlubty to» mutftöê KtiiefDCnuterttat öuptfc|)e grfebt Globe uit „Cosmografie" van Apianus (titelblad van de latere uitgaven door Gemma Frisius nu ierst in duytsche gesedt"). Gregorius de Bonte vcoopste Tantwerpen in de schilt van Basele) Anno MDXXXIV. Van Frisius is geen globe meer bekend.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 8