fig. 7 Dit is de rechte door O en het punt (2,3), P (22, 32) ligt ook op B. Een lijn niet door O. fig. 8 Kies in figuur 8 een punt P op l en noem OP p. Leg langs een richtingspijl y. Voor ieder punt van geldt PX av. Volgens de definitie van de optelling geldt nu OX x p Av. Dit is de vectorvoor stelling van de lijn l. Verder is x (xi, x2) p -(- ly (pi, po) ^(vi,vo) (pi,p2) (2^1,2w2) of wel Xt pi -j- en x2 po 2t>2- Door eliminatie van 2 vinden we t)o(xi pi) fi(x2 po) 0, dit is de lijnvergelijking van de lijn l. Gewapend met deze elementaire kennis volgen wij nu enige voorbeelden om het nut van deze beschouwing aan te tonen. Als in figuur 9 A en B twee punten van zijn waarbij OA a en OB b, dan is x a-\- Kb K) een vectorvoorstelling van waarbij b a de richtingspijl is correspon derende met de richtingsvector b a. b-a fig. 9 Gegeven: A (1,2) en B (3,4). We vinden voor de lijn door A en B: x (1,2) 2(3-1, 4-2) (1,2) 2(2,2) of ook bij keuze van 2 i p, x (1,2) (1,1)- Iedere lijn, die de vector (2,2) bevat is even wijdig aan AB. Nu volgt Xi 1 22, x2 2 22; elimi natie van 2 geeft de lijnvergelijking van AB, namelijk Xi xo -j- 1 0 (1). Gevraagd nu een lijn door P (5,3) evenwijdig aan AB. We krijgen dan x (5,3) 2(2,2), X] 5 22, x2 3 -f- 22. Na eliminatie van 2 luidt de lijnvergelijking van deze lijn als volgt: X| xo 2 0 (2). Uit de vergelijkingen (1) en (2) blijkt duidelijk dat de lijnen evenwijdig zijn, immers 1/1 1/— 1. Uitgaande van de lijnvergelijking voor AB X| x2 1 0 kunnen we stellen, dat iedere lijn evenwijdig aan AB, van de gedaante X\ x2 is. Voor de lijn door P (5,3) vindt men 53 2 dus Xi x2 2 0. Hieruit een vectorvoorstelling te bepalen doen we als volgt: stel x2 2 dan is Xi 2 -f- 2. Hieruit volgt x (2,0) 2(1,1). Voor 2 3 vindt men dan weer P(5,3). Gegeven: A (3,1); B (5,2); C (0,1) en D (4,6). Gevraagd het snijpunt S van AB en CD. 53 x Av x, =Av

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 11