De Coentunnel
J
fy-I
door W. Hart Ing., landmeetkundig hoofdambtenaar bij de Meet
kundige Dienst van de Rijkswaterstaat.
Alvorens enkele waterbouwkundige-annex
geodetische aspecten van dit machtige werk
te gaan belichten lijkt het wenselijk, in grote
lijnen de voorgeschiedenis ervan te schetsen.
Na uitgebreid onderzoek van velerlei aard
besloot de Directie Sluizen en Stuwen van de
Rijkswaterstaat, deze doorgang onder het
Noordzeekanaal te maken ter plaatse van de
Schroothaven. Dit ten westen van de Coen-
haven gelegen insteekhaventje is tijdens het
werk afgesloten en opgevuld, terwijl de zuide
lijke inrit er grotendeels in werd gebouwd.
Evenals destijds bij de aanleg van de spoor
weg- en verkeerstunnels bij Velsen is geschied,
maakte men ook hier van de gelegenheid
gebruik om het betreffende gedeelte van het
Noordzeekanaal ongeveer 80 m breder te
maken. Volgens de reeds lang bestaande
plannen moest deze verbreding tot stand
komen door een verplaatsing van de noorde
lijke oeverlijn, over een afstand van ongeveer
1400 m.
De Meetkundige Dienst begon daartoe in het
voorjaar van 1961 met het uitzetten van die
noordelijke oeverlijn. Ook het bouwdok dat
aan dezelfde zijde van het kanaal, op onge
veer 300 m ten oosten van de tunnel was ont
worpen, werd op het terrein aangegeven door
piketten met verklikkers.
Het bouwdok, dat een afmeting had van 135
bij 380 m, werd uitgegraven tot een diepte
van 9,50 m. Op de bodem van deze „kuil"
zijn de zes tunnelsegmenten nrs. 24 t/m 29
gebouwd.
Deze „moten" moesten later onder water aan
elkaar worden gepast, om het gedeelte te vor
men dat onder het kanaal ligt, tussen de
ventilatiegebouwen aan noord- en zuidoever.
Het maken van die gebouwen zou de meeste
wmiummummum
tijd vergen; daarom was het noodzakelijk om
de tunnelbouw met dit werk te beginnen. Het
volgende geodetische object bestond dus uit
het vastleggen van de juiste plaats ervan,
waardoor tevens de richting van de tunnelas
was bepaald.
De snijpunten van de hartlijnen van de ven
tilatiegebouwen met de tunnelas, resp. Hoofd
punt Zuid en Hoofdpunt Noord genoemd,
werden eerst voorlopig uitgezet met behulp
van de bestaande meetkundige grondslag op
de beide oevers. Daarna was het zaak om de
afstand tussen deze hoofdpunten zuiver te
bepalen. Dit, teneinde te bereiken dat de zes
aan elkaar gevoegde segmenten naderhand
44
3 ot/wc/o/c
met ti//7/7e/sep,/7?e/70e/7
A/oorc/.
re/7t. geóouw
^7777777777777777777777777777777777777777777777777777777777^
c/ 6 t? i? o e y e /-*
;§j AAOOfiE/EEKAA/AAL
Zc//W
re/7&.