zo goed mogelijk tussen de uitmondingen van
de ventilatiegebouwen zouden passen.
Er werd gebruik gemaakt van een dubbele
basis, zoals geschetst in fig. 2.
peil van het grondwater ter plaatse eveneens
omlaag gaat.
Door zogenaamde bronbemaling toe te passen
lukt dit wel, maar de narigheid daarbij is,
dat die daling zich in de wijde omtrek voort
zet. Zie fig. 3.
doof dpt. Noord
doofdpt. Zo/d
Hierbij werden dus de lengten van de dubbel
getekende lijnen gemeten benevens alle hoe
ken, deze laatste met dwangcentrering. Het
aldus gevormde plaatselijke net heeft later
dienst gedaan voor het nauwkeurige meet-
werk bij het afzinken van de segmenten.
De uit dit net berekende lengte van de lijn
Hoofdpunt ZuidHoofdpunt Noord gaf een
verschil van +12 cm te zien met de uit de
bestaande grondslag berekende maat. Om
volledige zekerheid te verkrijgen werd de
zelfde afstand ook nog eens elektronisch
bepaald met de geodimeter. Deze bepaling
kwam vrijwel overeen met die van het plaat
selijke net, en daarom moesten de voorlopig
uitgezette hoofdpunten 12 cm naar elkaar
toe worden verschoven in de richting van de
tunnelas. Eigenlijk speelde alles zich af op een
verklikkerlijn, welke evenwijdig liep aan de
tunnelas. Deze was zelf namelijk al niet meer
bruikbaar wegens het graafwerk.
Nadat de beide inritten waren uitgezet was
het mogelijk om ook daarvoor de bouwputten
te gaan maken, terwijl men reeds werkte aan
de kanaalverbreding en het bouwdok.
Wanneer men een diepe uitgraving maakt
dient men er tevens voor te zorgen, dat het
fig. UI
s
Bij de eerste waterpassingen voor de verdich
ting van het bestaande systeem van N.A.P.-
merken werd met dit inklinken al direct
rekening gehouden. In een straal van ongeveer
vijf kilometer om het werkterrein kwamen
alle oude en nieuw aangebrachte bouten in
hetzelfde stelsel van hoogtemetingen te liggen.
Dit laatste mede door overgangen te water
passen over het Noordzeekanaal. Naarmate
het werk vorderde, verlangde de Directie
nauwkeuriger cijfers en was het noodzakelijk
om zo nu en dan van de buitenste, meer sta
biele merken via de dichterbij gelegen bouten
naar de tunnel te waterpassen.
In dezelfde periode begonnen ook sommige
verklikkers de neiging te vertonen, schuin
naar de dieper wordende bouwputten toe te
zakken. Vele van deze buizen en piketten
werden ook gestoord door draglines en ander
materieel, ondanks beveiliging door beton
blokken en houten of zelfs ijzeren bokken.
Zo bleef er voortdurend geodetisch werk te
verrichten tussen de jaren '61 en '64, ook voor
het uitzetten van de aansluitende wegen.
In de bouwputten groeiden ondertussen de
ventilatiegebouwen en inritten, waarvoor
enorme hoeveelheden beton werden gebruikt.
Tijdens dit proces ging de noordzijde voorop,
aangezien men ten zuiden van het kanaal veel
moeilijkheden ondervond met de liquidatie
van de Schroothaven en het overbrengen van
het daaraan gevestigde bedrijf. Ook in het
bouwdok maakte men voortgang en begonnen
de zes tunnelsegmenten hun vorm te tonen.
De maatvoering daarvan, welke uiterste
precisie vereiste, werd vanwege de Directie
verricht.
En steeds meer kwam het meest spectaculaire
deel van het werk in zicht, namelijk het op
hun plaats brengen van de zes tunnelmoten,
elk ongeveer 90 m lang en ruim 23 m breed,
met een hoogte van 7,75 m.
45
\\\\\\\\W .XVSWWWtWNWNXtWWNWvNvv