no x □□os \\\\\\\\\W\\\\\\\v gr/ntstortmy f&iz z//ze/s spoe/zaac/ fy.U tunnelwand lopende vijzels kleine bewegingen konden worden bewerkstelligd. Op die manier werden de laatste correcties aan de positie van de zinkmoot aangebracht. Na enige tijd werd nu voor het gehele segment een blijvend draagvlak gevormd door er zand onder te spoelen. De oplegplaten hadden dan hun dienst gedaan en de vijzels konden worden verwijderd. Dit heette het „afzetten". Vervolgens bracht men ballastbeton naar binnen om de ligging extra te beproeven. Eerst daarna kon de zinksleuf geheel worden aangevuld, zodat de definitieve toestand was ingetreden. Tijdens al de vorengenoemde werkzaamheden werd de ligging van de verschillende seg menten voortdurend gecontroleerd door de waterpassing van de zogenaamde nivelleer- punten. Deze hoogtebouten (twee maal drie in elke zinkmoot) waren zodanig in de wanden van de tunnel aangebracht, dat zowel lengtehelling als dwarshelling er uit afgeleid konden worden. Afhankelijk van de voortgang van het werk en de gedragingen van de segmenten varieerde de frequentie van de waterpassingen van tweemaal per week tot tweemaal per maand. Als uitgangspunten moesten hoogtemerken dienst doen, welke zich bevonden in de open afritten, waar deze door de ventilatiege bouwen liepen. De betrouwbaarheid van de uitgangspunten hing dus af van de stabiliteit van deze, uiteraard goed gefundeerde ge bouwen. Nu werd dezerzijds reeds bij de be schrijving van de bouwputten (fig. 3) opge merkt, dat bij het uitvoeren van bronbemaling de gehele omgeving wat gaat zakken. Wordt echter later de bemaling beëindigd, dan komt alles weer een beetje omhoog, de gebouwen incluis! Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren, dat na afloop van de bemaling aan de zuidzijde het ventilatiegebouw aldaar IA cm omhoog kwam. Aan de overzijde van het kanaal vol stond het noordelijke gebouw toen met een stijging van één cm. Het spreekt daarom vanzelf, dat bij elke wijziging in de stand van het grondwater, de uitgangsmerken weer moesten worden getoetst aan de verderaf ge legen N.A.P.-bouten. Overigens was kort voor het afzinken, en ten behoeve daarvan, een overgang gemeten tussen beide merken. Terugkerende tot de controlewaterpassingen op het „zetten", zij vermeld dat tijdens de periode van het afzinken alleen kon worden uitgegaan van de bout in de noordelijke afrit. Vandaar dook de ploeg, door de deurtjes in de kopschotten, zo ver als mogelijk was in de tunnel-in-aanbouw door. Na het totstandkomen van de verbinding onder water kon echter telkens een doorgaan de waterpassing van noord naar zuid en terug worden uitgevoerd. Zolang er nog niet vol doende ventilatie was ondervond men hinder van de verhoogde vochtigheid van de lucht. Ook het vele stof was lastig, terwijl de bouw activiteit voor het afwerken een ongelofelijk lawaai veroorzaakte, doordat de geluiddem pende bekleding nog niet was aangebracht. In de tijd dat de zinksleuf nog open lag, was het geluid van overvarende schepen wanneer het overigens stil was in de tunnel, duidelijk te horen. Teneinde schadelijke refractie te voorkomen 49 777777777777 77777777777

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 7