Nog iets over lijnvergelijkingen door J. D. Br anger, cartograaf lste klasse bij de Landmeetkundige Afdeling van Gemeentewerken te Apeldoorn. Aansluitend op het artikel van de heer van der Zee in het septembernummer van de vorige jaargang van Geodesia kan het misschien nuttig zijn de navolgende beschouwing te geven. Het mag bekend worden verondersteld dat de theorie van de lijnvergelijkingen een on derdeel vormt van de analytische meetkunde. Met behulp van enkele grondbegrippen daaruit kunnen we op een andere wijze het werken met lijnvergelijkingen invoeren. We zullen nu eerst enkele grondbegrippen behandelen. ::"Een pijl is een lijnstuk bepaald door zijn begin- en eindpunt, zijn grootte (de lengte van de pijl) en zijn richting; twee pijlen zijn gelijk als hun richtingen en grootten gelijk zijn. o v fig. 2 AD en BC corresponderen met w enz. Op deze vectoren kunnen we op eenvoudige wijze bewerkingen toepassen. 1. Vectoren met dezelfde richting kunnen worden opgeteld, waarbij telkens weer een nieuwe vector wordt verkregen, b.v. v v 2 v v 2.w v -j- 2w 2.v w) 2v w fig. 1 pijl AD pijl BC AB DC Een pijl met een vast beginpunt noemen we een vector, notatie: v. Een vector van gelijke grootte doch met tegengestelde richting is de vector v. Alle gelijke pijlen corresponderen met dezelf de vector. 2 v w w 2 v-w v+2w V o v w 2 v fig. 3 2. Hebben v en w niet dezelfde richting dan is per definitie v w c, waarbij c verkre gen wordt met behulp van de parallellogram constructie. 51 A Lv A B Zie ook Ir. F. Harkink, Gerichte vlakke driehoeks meting en elementaire landmeetkundige berekeningen, 2e druk blz. 12. V I O X V 0 1 V X >K =5-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 9