De Ruilverkavelingsovereenkomst
door Ir. R. Jonkers en M. L. Veen Ing., resp. Hoofd en Chef Bin
nendienst van de Landmeetkundige Dienst van de Koninklijke Ne-
derlandscbe Heidemaatschappij
1Inleiding
De ruilverkavelingsovereenkomst, die voor
het eerst als vorm van ruilverkaveling wordt
genoemd in de Ruilverkavelingswet 1938, is
in deze wet, zowel als in de Ruilverkavelings
wet 1954 slechts zeer summier geregeld.
Geleidelijk heeft de ruilverkavelingsovereen
komst zich echter ontwikkeld tot een zelf
standige vorm van ruilverkaveling met een
eigen karakter. De ruilverkavelings over
eenkomsten nemen steeds meer in aantal
en omvang toe en daarmee de problemen die
zich daardoor ten aanzien van het rechtsver
keer kunnen voordoen. Deze problemen be
treffen niet zozeer de procedure van tot stand
komen en realisering van de overeenkomst,
alswel de situatie die door de ruilverkavelings
overeenkomst ontstaat met betrekking tot de
daarin ingebrachte gronden. (Op de proce
dure wordt hier niet nader ingegaan. Daar
voor zij verwezen naar de brochure Vrijwil
lige Ruilverkaveling" van de K.N.H.M.,
waarin deze uitvoerig wordt behandeld. Deze
brochure kan worden aangevraagd bij de af
deling Voorlichting van de K.N.H.M. te
Arnhem.)
Wat is namelijk het karakter van de ruilver
kavelingsovereenkomst? Moeten we deze al
leen zien als een onderhandse akte, waarbij
partijen zich verbinden te verkavelen en de
nieuwe indeling bij notariële akte vast te leg
gen? Met andere woorden schept de R.O. op
dezelfde wijze als een obligatoire koopover
eenkomst alleen een verplichting tussen par
tijen of moeten we aan de R.O. een grotere
waarde toekennen en heeft deze ook zakelijke
werking? De wet eist in artikel 4 lid 4 over
schrijving van de R.O. in de openbare regis-
ters. Nergens blijkt duidelijk wat hiervan de
bedoeling is. Noch de Memorie van Toelich
ting, Voorlopig Verslag en Memorie van Ant
woord betreffende het wetsontwerp noch de
daaropvolgende kamerdebatten geven hier
duidelijk uitsluitsel. In de Memorie van Toe
lichting wordt alleen gesproken van behoefte
aan overschrijving „b.v. in geval van faillisse
ment of overlijden van een der deelnemers",
terwijl in de Memorie van Antwoord wordt
gezegd dat de overschrijving de bedoeling
heeft „belanghebbenden als b.v. faillissements
curator en adspirantkoper te waarschuwen,
dat het onroerend goed in een ruilverkave
lingsovereenkomst is opgenomen". Of hieruit
zonder meer afgeleid mag worden dat de
overschrijving zakelijke werking heeft is moei
lijk aan te nemen.
Het mag louter gezien worden als een waar
schuwing. Degene die deelneemt aan een ruil
verkavelingsovereenkomst en zijn rechtver
krijgenden onder algemene titel mogen tegen
over hun mede-deelnemers aan de ruilverka
velingsovereenkomst zich niet aan de door
hen aangegane verplichtingen onttrekken,
doen ze het echter toch dan zijn t.o.v. derden
hun handelingen volkomen rechtsgeldig, maar
tegenover de deelnemers aan de ruilverkave
lingsovereenkomst zijn ze tot schadevergoe
ding verplicht en deze schade kan zeer hoog
zijn, daar door het wegvallen van de inbreng
van één partij het gehele ruilverkavelingsplan
onuitvoerbaar kan worden en alle reeds ver
richte werkzaamheden dus voor niets zijn ge
beurd.
Geeft de wet dus wel duidelijk de verplich
ting tot overschrijving, moeilijker is de reali
sering van de openbaarheid.
Tot voor kort was nergens voorgeschreven,
dat bij percelen die in een R.O. zijn opge
nomen daarvan melding moet worden ge
maakt in de kadastrale legger. Sedert begin
1965 is echter in de Instructie Kadaster een
73
Dit artikel is eerder verschenen in het Weekblad
voor Privaatrecht, Notaris-ambt en Registratie, d.d.
4 juni 1966, 97ste jaargang nr. 4908.