gewijs toe met respectievelijk 20, 20 en 10 ha. Het trapezium ADEG heeft nu een opper vlakte van SiOl; de gemiddelde breedte is immers si terwijl de hoogte Oj is. Op dezelf de wijze zijn ook S2O0 en S3O3 weergegeven. De oppervlakte KFL geeft sO weer voor de langs weg AB gelegen grond van aan weg PQ gelegen boerderijen. De totale oppervlakte tussen de vraag- en aanbodlijn (in fig. 2 grijs aangegeven) is dus een grafische weergave van [sO] voor zover deze betrekking heeft op weg AB. Op elk punt van weg AB komt de verticale afstand tussen vraag- en aanbodlijn overeen met het aantal ha grond ter exploi tatie waarvan dit punt moet worden gepas seerd. Wordt als voorbeeld punt C genomen, dan passeert hier het transport ter exploitatie van CK ha grond Oi CU -j- O3). Uit fig. 2 is bovendien nog de richting van het transport af te lezen. Bevindt de vraaglijn zich namelijk boven de aanbodlijn dan is het transport van boerderij naar kavel naar rechts gericht; bevindt de vraaglijn zich onder de aanbodlijn dan is het transport naar links ge richt. 2.4. Verandering van toedeling In de vorige paragraaf is aangegeven hoe de factor [sO] grafisch kan worden weerge geven. Het is echter de bedoeling de factor [sO]m te kennen. De toedeling zoals deze in fig. I is aangegeven zal dus zodanig moeten worden gewijzigd dat de grijze oppervlakte uit fig. 2 zo klein mogelijk wordt. 0 In fig. 3 is daartoe een andere toedeling aan gegeven dan in fig. 1, maar deze voldoet wel aan dezelfde regels. De kavels 1, 2 en 3 zijn nu over een bepaalde afstand naar rechts ver schoven. De grafische weergave van [sO] bij deze toe- deling is in fig. 4 gegeven. De oppervlakte AH die ontsloten wordt door weggedeelte ^47™ is nu toegedeeld aan boeren die aan weg RS wonen, terwijl oppervlakte PL (ontsloten door weggedeelte UB) is toegedeeld aan boe ren woonachtig aan weg PQ. Ook hier is de grijze oppervlakte tussen de vraag en aanbod lijn een maat voor [sOl, voor zover deze be trekking heeft op weg AB. Bij vergelijking van de fig. 2 en 4 ziet men dat lijn HKL ten op zichte van de vraaglijn ADEF naar beneden is verschoven, maar niet van vorm is veran derd. Verschuift men dus de kavels langs weg AB dan heeft dit tot gevolg dat de aanbod lijn stijgt of daalt ten opzichte van de vraag lijn. Het gevolg hiervan is dat de totale door de beide lijnen ingesloten oppervlakte, die in vervolg p zal worden genoemd, groter of kleiner wordt. Bij een bepaalde stand van de aanbodlijn zal deze oppervlakte een minimum p0 bereiken. De aanbodlijn wordt in deze stand „basislijn" genoemd (zie fig. 5). 66 P 1 2 3 1 3 T U Fig. 3. Als fig. 1. De drie kavels 1, 2 en 3 liggen nu echter niet tussen de punten A en C, maar tussen de punten T en U van de weg AB. T vraaglijn y -| 2 3 demand curve Fig. 4. De grafische weergave van [sO], betrekking hebbende op weg AB uit fig. 3. De aanbodlijn is -bij verge lijking met fig. 2 ten opzichte van de vraaglijn gezakt over een hoogte AH. 100 ha 50 ha vraagnjn 1 2 demand curve Fig. 5. Te vergelijken met fig. 2 en 4. De lijn HKL is de basislijn, dit is die aanbodlijn waarbij de oppervlakte tussen vraag- en aanbodlijn zo gering mogelijk is, namelijk gelijk aan po- In de figuur is p0 in grijs aan gegeven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 4