Bij toedeling volgens de basislijn is dus de
[sO]„, gevonden; het transport langs weg AB
is tot een minimum beperkt. De kavels 1, 2
en 3 liggen nu tussen de punten V en W (fig.
6), zodat bij punt A a ha en bij punt B b ha
grond over is, welke beschikbaar is voor toe-
-
deling aan boeren die niet aan weg AB wonen.
In dit geval is er bij A en B een overschot aan
grond waardoor a en b positief zijn. Het is
echter ook mogelijk dat bij toedeling volgens
de basislijn een grondtekort bij A respectieve
lijk B ontstaat, waardoor a respectievelijk b
negatief wordt.
Om een verdere bewerking mogelijk te maken
dient in dit verband nog het volgende ver
meld te worden.
In fig. 7 is nogmaals de basislijn van AB weer
gegeven. Behalve deze basislijn is ook een
willekeurige aanbodlijn getekend, die op
een verticale afstand e van de basislijn ligt.
Deze e wordt positief gerekend indien le hoger
ligt dan de basislijn (zoals in fig. 7) en nega
tief indien le lager ligt dan de basislijn. Elke
lijn kan dus gekenschetst worden door e.
Wordt volgens de aanbodlijn le toegedeeld
dan zijn de grondoverschotten of -tekorten in
begin- en eindpunt van de weg gelijk aan ae
en b-\-e ha. De oppervlakte tussen de vraag
lijn en de aanbodlijn le is gelijk aan
Pe Pc p,,)- In fig. 8 is het verband gegeven
tussen p en e voor weg AB. Het minimum van
p {p0) wordt bereikt bij e 0. De kromme
die het verband tussen p en e aangeeft is
moeilijk exact in formulevorm uit te drukken,
maar kan wel ruw worden benaderd met be
hulp van een parabool met vergelijking
p gee p0 (3)
In deze formule is g een maat voor de wijdte
van de parabool.
2.5. Wegennetten
Tot nu toe is er alleen over gesproken hoe
67
R
p
a ha
1
2
1 A
3
3 A
s
V
V
B
V 2
W
Fig. 6.
Als fig. 1 en 3, maar dan bij toedeling volgens de
basislijn (zie fig. 5). De kavels 1, 2 en 3 zijn zo ge
legen, dat het aantal ritkilometers over AB minimaal
is. Bij boeren aan weg RS is a ha in gebruik, bij boeren
woonachtig aan weg PQ b ha.
ha
ha
vraaglijn
ha
a
ha
ha
Fig. 7.
Elke aanbodlijn le is te karakteriseren door e (in ha;
en positief, wanneer boven de basislijn ligt). De grond-
overschotten bij A en B zijn bij toedeling volgens lc
gelijk aan a e en b e ha. De grijze oppervlakte
tussen de vraaglijn en le is gelijk aan pe.
P(in mm2)
1000
500
40 +30 +20 +10 O -10 -20-30
e (in ha)
Fig. 8.
De kromme lijn geeft het verband weer tussen p en e.
Voor e O bereikt p een minimum po.
B
c
Fig. 9
Wegennet met zes wegen, 1 tot en met 6, en vier knoop
punten, A tot en met D.