Hulp bij studie bij de opleidingen
voor verschillende landmeetkundige diploma's
Enige jaren geleden is door het bestuur van de
Stichting Nederlands Genootschap voor Land
meetkunde een commissie ingesteld om te
onderzoeken in hoeverre hulp bij de studie
voor de verschillende landmeetkundige diplo
ma's wenselijk was. Het rapport van deze
commissie werd besproken in Geodesia 1965,
nr. 5 en luidde als volgt:
Rapport van de commissie N.G.L. inzake
het onderzoek naar de wenselijkheid van
hulp bij studie voor verschillende
landmeetkundige diploma's
Hier te lande kennen wij de volgende diplo
ma's voor lager en middelbaar landmeetkun
dige:
1. het diploma van de H.T.S., afd. landmeet
kunde te Utrecht;
2. de diploma's landmeettechnicus, landmeet
kundig rekenaar en landmeetkundig teke
naar van de Nederlandse Landmeetkun
dige Lederatie (N.L.L.-diploma's);
3. de diploma's adspirant-landmeetkundige,
landmeetkundige en hoger-landmeetkun-
dige van enkele schriftelijke onderwijsin
stellingen, zoals het Koninklijk Technicum
P.B.N.A.
De onder 1 en 3 genoemden verzorgen geheel
hun eigen opleidingen tot hun diploma's.
Voor de diploma's onder 2 genoemd, bestaat
geen specifieke cursus, al kan men zich o.a. bij
P.B.N.A. hier wel op voorbereiden (schrifte
lijk dus). Hulp bij studie wordt soms door een
bevoegd persoon aangeboden. Zij die een of
meer N.L.L.-diploma's trachten te behalen, zijn
meestal in de praktijk werkzame landmeet
kundigen, die hun theoretische kennis willen
verbreden en hierdoor hun positie trachten te
verbeteren.
De theoretische opleiding aan de H.T.S. te
Utrecht en die van de schriftelijke onderwijs
instellingen is wel als gewaarborgd te beschou
wen. Ook bij schriftelijke studie kunnen er
vragen aan de leraren worden gesteld. Het ini
tiatief ligt hier geheel bij de cursist.
De praktische kennis voor de H.T.S.-oplei
ding wordt behalve op de school ook verkre
gen in het z.g. praktijkjaar, door tewerkstel
ling bij diverse landmeetkundige instanties.
Voor het N.L.L.-diploma landmeettechnicus
wordt een werkgeversverklaring vereist, dat
de kandidaat tenminste 100 velddagen heeft
gemaakt.
Een overeenkomstige eis geldt voor de diplo
ma's van de schriftelijke onderwijsinstellingen.
Hoewel de schriftelijke onderwijsinstellingen
z.g. oefendagen organiseren, is de hierbij op
gedane praktische kennis te gering. Voor de
kandidaten die niet in de buitendienst werk
zaam zijn, is het verkrijgen van 100 velddagen
niet mogelijk. In het algemeen kan gesteld
worden, dat de kandidaten die in de binnen
dienst werkzaam zijn, onvoldoende praktische
kennis van het landmeten en waterpassen heb
ben; de kandidaten uit de buitendienst heb
ben onvoldoende praktische kennis van het
rekenen en tekenen.
De commissie ziet geen aanleiding hulp bij de
studie in de theorie van de landmeetkunde te
bieden. Onvoldoende voorlichting is aan ge
brek aan initiatief van de cursist te wijten.
Deze voorlichting dient de studieleider te bie
den, indien de cursist dit vraagt. Hulp bij stu
die in de theorie van de landmeetkunde is
bovendien minder mogelijk om redenen van
praktische aard; de cursisten studeren namelijk
aan verschillende instellingen en zijn niet allen
even ver met hun studie gevorderd.
De commissie ziet wel aanleiding hulp te bie
den bij het verzamelen van praktische kennis
van landmeten en waterpassen. Vooral ook
omdat het werk in de eigen dienst van de cur
sist dikwijls zeer gespecialiseerd is. De commis
sie meent, dat vele cursisten behoefte voelen
100