van de tot de betrekkelijke groepen beho
rende typen van instrumenten (eventueel
fabrikaat) en de daarmee te behalen nauw
keurigheden.
10. Hoe komt bij instrumenten als de Redta,
DK-RT en RDH de reductie van de on
der een helling gemeten afstand tot stand?
Puntsbepaling
Tijd: 2i uur
Het gebruik van de in de H.T.W. genoemde
nomogrammen is toegestaan.
1. Het dubbelpunt P\, P2 is verkend in het
nauwkeurigheidsgebied 2,3. De afstand
tussen deze punten is 1650 m. De hoofd
en kruisvarianties (in cm2) van de coördi
naten van P1 en Po zijn:
mXi~ 36,4 myi2 35,9 mXlh 9,7
mx~ 31,1 my~ 38,0 mx^ 5,4
Voldoet de relatieve standaardellips van
Pi en P2 aan de nauwkeurigheidseis? Het
antwoord moet worden aangetoond.
2. Hoe bepaalt men het gewicht van een ach
terwaartse richting? Hoe bepaalt men het
gewicht van een voorwaartse richting? Hoe
bepaalt men het gewicht van de overeen
komstige richting bij een dubbelpunt? Van
welk gewicht moet men gebruik maken
als men in geval van hoekmeting bij de
bepaling van een snelliuspunt de twee cor
rectievergelijkingen vervangt door een ge
fingeerde vergelijking, die men verkrijgt
door de twee correctievergelijkingen van
elkaar af te trekken?
3. Volgens de methode van Bessel zijn twee
series van drie richtingen gemeten. Bepaal
de definitief gemeten richtingen (stations
vereffening uitgevoerd in het formulier
Kad. nr. 26). Laat zien dat de stations-
vereffening een toepassing is van het
tweede standaardvraagstuk.
4. Beschrijf de verkenning van een snellius
punt die men het gemakkelijkst in het ter
rein kan uitvoeren. Waarvan hangt de
vorm van de standaardellips af?
5. Beschrijf, gezien de bij de vereffening toe
gepaste benaderingsmethoden, de ideale
veelhoek. In welke richting is de stan
daardafwijking in de ligging van een veel-
hoekspunt, veroorzaakt door de schaal-
fout van de lengtemeting, maximaal? Geef
ook de grootte van deze standaardafwij
king.
6. Men wil de kwaliteit van de uitvoering
van een richtingsmeting volgens de me
thode van Bessel onderzoeken. Het be
rekende kwadraat van de standaardafwij
king in de enkele waarneming M' 700
(dmgr)'2. Dit resultaat volgde uit een me
ting van 5 richtingen in 4 series. De steeds
aangenomen waarde voor M~ is 225
(dmgr)'2. Dient de meting te worden over
gedaan? De uitspraak moet worden aan
getoond.
Hoe handelt men als bij het voorkomen
van modelfouten een zeer kleine L-waarde
wordt verwacht en men slechts nomo
grammen voor de kritieke waarde
Po,95;n,n' F0,975\n,n' heeft?
Kosmografie en geodetische astronomie
Tijd: li uur
1. Welke toepassingsmogelijkheden had de
geodetische astronomie in het verleden en
welke veranderingen ziet u in de toe
komst?
2. Wat verstaat u onder:
a. eerste verticaal?
b. poolshoogte?
c. zenitafstand?
d. planetaire precessie?
3. Aan welke veranderingen zijn astrono
mische coördinaten onderhevig?
Landmeetkundige berekeningen
en nomografie
Tijd: 2\ uur
N.B. Beantwoord kort en bondig de volgen
de vragen:
I. Landmeetkundige berekeningen
1. Druk in formulevorm de betrekking van
Möbius uit tussen een aantal gerichte
rechten.
2. Wat is een radiaal? Hoeveel graden is 1
radiaal? Hoe kunt u zich een voorstelling
maken van de grootte van 1 gr, 1 cgr en
1 dmgr?
106