1 54
Jaarverslag 1966 van de H.T.S. voor de
Bouwkunde te Utrecht
De bezetting van de afdeling Landmeetkunde was
op 1 januari 1966 als volgt: le jaar: 7, 2e jaar:
20, praktijkjaar: 28 en 4e jaar: 26. Totaal: 81.
Van de 26 4e klassers slaagden er 25 voor het eind
examen, 1 kandidaat moest worden afgewezen. Als
gecommitteerden fungeerden de heren WC. j.
Burki, hoofd van de topografische afdeling der N.V.
B.l.P.M. (Kon. Shellgroep) te 's-Gravenhage, Mr.
Ir. S. Al. Aleelker, directeur bij het Ministerie van
Financiën, Hoofd van de Directie Kadaster en Hy
potheken te 's-Gravenhage, en Ir. Nugteren, lid
van het ingenieursbureau Dwars, Heederik en
Verhey te Amersfoort.
In totaal zijn nu 260 diploma's voor Landmeet
kunde uitgereikt.
Het verslag behelst een groot aantal tabellen met
statistische gegevens omtrent leeftijd, vooroplei
ding, herkomst en studierendement etc. van de leer
lingen.
In september 1965 is een begin gemaakt met het
onderwijs volgens de H.T.S. „nieuwe stijl", in juni
1968 zal het laatste eindexamen „oude stijl" ge
houden worden. Het omschakelen van „oude" op
„nieuwe" stijl vraagt van directeur en leraren veel
inspanning.
Gedurende het verslagjaar werden door de L-l
klassen excursies gemaakt naar de metingen op
het Kootwijkerzand en naar de IJ-tunnel. De L-2
klassen gingen naar het Kootwijkerzand en naar
de Ruilverkaveling „Noordwolde en Linde-Zuid".
De L-4 klassen brachten bezoeken aan de arron
dissementsrechtbank te Arnhem, reclames ruilver
kaveling Echteld-Lienden, en de N.V. Handelsver
eniging Hagen te Rotterdam. In de excursieweek
werden de Topografische Dienst en de Meetkun
dige Dienst van de Rijkswaterstaat, beide te Delft,
de Havenmond van IJmuiden (plaatsbepalings
systeem) en de metingen in het Panbos te Zeist
bezocht.
Aan het eind van het verslagjaar waren bij de
Landmeetkundige Afdeling ingeschreven: le jaar:
24, 2e jaar: 6, praktijkjaar: 16, 4e jaar 29, dus in
totaal 75 leerlingen.
K.K.
Jaarverslag 1966 van Centrale Cultuurtechnische
Commissie, Cultuurtechnische Dienst, Herver
kavelingscommissie Zeeland en Stichting Beheer
Landbouwgronden
Het 100 bladzijden tellende verslag, dat verlucht
is met vele fraaie foto's en in kleuren uitgevoerde
kaarten en grafieken maakt een zeer verzorgde in
druk.
De veroudering van bestaande cultuurpartonen,
onder invloed van tal van economische, maatschap
pelijke en technische ontwikkelingen dwingen zo
wel op het gebied van de infrastructuur als op het
gebied van de individuele bedrijfsstructuur tot een
voortdurende aanpassing, die door de overheid zo
veel mogelijk op vrijwillige basis bevorderd wordt.
Bij de verbetering van de infrastructuur komt de
ruilverkaveling op de eerste plaats, met het doel
de externe omstandigheden zodanig te verbeteren
dat de bedrijven zich tot rationele produktie-een-
heden kunnen ontwikkelen.
De aanpassing van de bedrijfsstructuur kan plaats
vinden door bedrijfsvergroting of door een doel
matig gerichte uitbouw van het bedrijf, die gesti
muleerd kan worden door het Ontwikkelings- en
Saneringsfonds voor de Landbouw.
Ook de bedrijfsbeëindigingsregelingen van dit
fonds, waarbij aan ondernemers op niet-rendabele
bedrijven de mogelijkheden geboden wordt hun
bedrijf te beëindigen, vormen een belangrijk on
derdeel van het structuurbeleid. De beschikbaar
gekomen grond kan zowel voor de vergroting van
andere, te kleine bedrijven gebruikt worden, als
voor niet-agrarische bestemmingen.
In 1966 werden 2156 bedrijven, met een opper
vlakte van 12.584 ha opgeheven.
Zowel in de troonrede als in twee belangrijke rege
ringsnota's is tot uitdrukking gekomen, dat op het
gebied van de landbouw aan het structuurbeleid
prioriteit wordt verleend. Dit structuurbeleid blijkt
verder te evolueren in de richting van een herin-
richtingsbeleid van plattelandsgebieden.
In het jaar 1966 zijn 8 wettelijke ruilverkavelingen
met een totale oppervlakte van 21.390 ha gereed
gekomen. Tevens zijn er 14 met een oppervlakte
van 53.090 ha in uitvoering genomen, waardoor de
totale in uitvoering zijnde oppervlakte toegenomen
is tot 465.850 ha.
De investeringen in ruilverkavelingen en ruilver
kavelingsovereenkomsten stegen in het verslagjaar
tot 162 miljoen gulden, terwijl 64 miljoen gulden
in andere cultuurtechnische werken werd geïnves
teerd.
In een aparte rubriek wordt een overzicht gegeven
van de voortgang per provincie.
Ten slotte komen in het verslag nog een aantal
bijzondere onderwerpen, zoals „Landschapsverzor-