bij p2\ vx b'j p3 P\ 140 verandering van pijlgrootte in punt 3 ook kunnen bereiken door de boog in punt 4 te verschuiven. Stel dat we de pijlgrootte in 3 met v willen ver kleinen dan zullen we de boog bij 4 over een af stand 2v naar buiten moeten verschuiven. (Hierbij dient men te bedenken dat de tekeningen altijd een zeer overdreven voorstelling geven.) Uiteraard heeft deze manipulatie wel gevolgen voor de pijl grootten in de volgende punten. De hierboven ge schetste methode werd voor het eerst toegepast door de Zwitserse landmeter Nalenz, zij het dat hij niet numeriek maar grafisch te werk ging, waar door het systeem minder duidelijk uitkwam. Ge perfectioneerd door Höfer en vooral door Schramm is deze methode zo populair geworden, dat men bij spoorwegen ging spreken van ,,het nalezen van bogen". Het is voorzover wij kunnen nagaan de Amerikaan Barlett geweest, die de methode op deze wijze voor het eerst beschreef. De numerieke boogverbetering volgens Barlett In een boog verandert men de pijl px bij punt 1 in een nieuwe pijl px', het verschil tussen px en p/ stelt men vx. Ditzelfde doet men in de volgende deelpunten van de te verbeteren boog. De correctie vx kan men bij punt 1 geven door bij punt 2 een correctie 2vx aan te brengen. De correctie bij p0 wordt hierdoor v2 2vx, welke correctie tot stand kan komen door p3 te corrigeren met 4vx 2v2. De totale correctie van p3 wordt daardoor 4vx 2v2 v3 vx (deze laatste vx is het gevolg van de correctie 2vx, die p2 kreeg) 3vx 2v2 v3, welke weer een gevolg kan zijn van de cor rectie 6vx 4v2 2v3 die men pi geeft. De verschuivingen van het spoor, die de correcties vx, v2, v3 enz. tot stand brengen, zijn dus bij de gemeten pijl p2 2vxbij de gemeten pijl p3 4vx 2^bij de gemeten pijl p4 6vx 4^2 2v3 enz. en de halve verschuivingen op deze plaatsen zijn: vi- 2v1 v2 2v0 bij vx: $vx De halve verschuiving bij punt (k l)vx -f {k 2)v2 Vo enz. k zal dus zijn: k 3)^3 k-\ De berekening geschiedt op eenvoudige wijze in de volgende tabel. 1 Dipt nummer 2 Gemeten pijl Pu 3 Gewenste pijl Pw 4 Verschil P U~P W 5 Som Verschil 6 Halve verschuiving 0 0 0 0 0 0 1 Pi' V1 V1 0 2 P-2 P-2 v2 vx+v2 vi 3 P3 Pi VZ Vx V2 V3 2vx +v2 4 Pi Pi vi v\ "4" v2 "t" v3 4" vi 3^1 -f" 2^2 ^3 In kolom 6 vermeldt men de som van de waarden uit kolom 5 één regel lager. In kolom 6 vindt men zo de waarde voor de verschuiving op de zelfde regel, als het punt waar deze verschuiving moet worden aangebracht. Nu geldt een aantal eisen voor een boogverbete ring. Men gaat uit van een bestaande boog die een richtingsverandering betekent tussen twee recht standen. De verschuiving in het laatste punt van de boog moet de waarde nul hebben daar men anders niet in het eerste punt van de rechtstand eindigt. Dat houdt in dat de laatste waarde in kolom 6 de waarde nul moet hebben. Maar er is nog een andere eis. Meet men de pijlen in een boog op dan brengt men in die boog een aantal punten aan, die op gelijke afstanden As van elkaar liggen en men verbindt deze punten met elkaar. 4f1 3f2 2f3 x

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 4