99 T Ar 2 Pt 141 Er ontstaat daardoor een veelhoek in de boog. Is het een zuivere cirkelboog dan is deze veelhoek gelijkzijdig en hij is regelmatig; dit laatste zal bij benadering het geval zijn als de boog geen zuivere cirkelboog is. Uit de figuur blijkt dat de som van de buitenhoeken e1( s2... enz. gelijk is aan de hoek cp. De buitenhoek in het snijpunt van de recht standen is dus Ej cp. i 1 n Nu kunnen twee rechtstanden die elkaar onder een bepaalde hoek snijden vloeiend met elkaar verbon den worden door een oneindig aantal verschillende bogen. Maar brengt men in deze bogen op gelijke afstanden As deelpunten aan, dan blijft steeds gelden dat de som van de buitenhoeken e dezelfde waarde heeft als de buitensnijdingshoek van de twee rechtstanden. Beschouwen we nu zo'n buitenhoek enader: dan blijkt dat men in de driehoek i 11 die gevormd wordt door de rechte 1, i 1 en de koorde door i 1, i 1, kan aantonen: a £t Stel dat de pijl op de koorde i 1, i 1 in de boog pi is, dan is tevens si na en siny? Pi As Omdat bovendien Ar enkele meters en pt een aan tal millimeters groot is mag men stellen: Zodat geldt: et 2Pi As Maar omdat ook geldt: 2 et z i 1 n cp is: 2 2 i 1 n J of cp As i 1 n Hieruit volgt de tweede eis van een boogverbete- ring, n.m. de sommen van de pijlen in de oude en nieuwe boog moeten gelijk zijn. Weliswaar kan men nu aanvoeren dat een boogverbetering altijd betrekking heeft op een gestoorde boog, maar ook dan kan men dit bewijs nog leveren omdat de benadering die men toepast zeer gering is. Een ernstig gestoorde boog vertoont op een koorde- lengte van een tiental meters een storing van slechts enkele centimeters. In de tabel betekent dat, dat de laatste waarde in 'kolom 5 ook nul moet zijn. Het gevolg van een waarde ongelijk nul zou im mers aangeven dat de sommen van de verschillen tussen de oude en nieuwe pijlen gelijk zijn en dat dus de som van de oude pijlen en de som van de nieuwe pijlen niet aan elkaar gelijk zijn. Is de laatste waarde in kolom 6 nu nul zonder dat de laatste waarde in kolom 5 nul is, dan betekent dit dat de boog wel uitkomt in de aansluitende rechtstand (immers de verschuiving van het laatste punt is nul) maar dat de som van de deelhoekjes Ei niet gelijk is aan cp en dat er dus een knik zal zijn bij de aansluiting van de boog aan de recht stand. Is wel aan de beide eisen voldaan, dan geldt in de tabel als punt 4 het laatste punt van de boog zou zijn 4f1 3f2 2*3 0 (a) en v1 -f v2 v3 v4 0 Vermenigvuldigt men de laatste vergelijking met het aantal boogpunten vermeerderd met één (in dit geval 4 +1=5) dan ontstaat: 5v1 5^2 5v3 5f4 0 (b) Vermindert men (b) met (a) dan blijft over: vx 2v2 5v3 Avi 0 (c) Dit betekent dat wanneer men het nummer van het deelpunt vermenigvuldigt met de daar bepaalde correctie, de som van deze produkten de waarde nul moet hebben. Wanneer echter het rechterlid van (c) niet nul is, het nul zijn treedt slechts bij uitzondering op dan betekent dit dat de som van het produkt van deelpuntnummer met pijlverschil in het laatste punt, aan deze waarde, zij het met tegengesteld teken, gelijk zal zijn. Maar dan is hier ook direct een methode gegeven om de laatste verschuiving de waarde nul te geven. Is immers bij een willekeurige boogverbetering de laatste halve verschuiving niet 0 maar bijvoorbeeld 32, dan kan men deze waarde

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 5