e. De hoogte van de waterstand buiten- en
binnengaats-
Het verschil in zoutgehalte buiten- en bin
nengaats.
g. De zeegang.
h. De hoogtemeting aan de steiger.
sub a: Op de intervalgrootte van 25 cm van de
baak wordt door de waarnemer in tienden ge
schat, dus 2,5 cm. De standaardafwijking van
die schatting kunnen we stellen op 1,5 maal
de schattingseenheid, dus ca. 4 cm.
sub b: a 7,824d'-
Uit deze formule blijkt, dat fouten in de af
stand d (in km) rechtstreeks de hoogtebepa
ling van de aardkromming a (in cm) beïnvloe
den en wel volgens de formule
Aü 15,65d X Ad cm.
Een fout van 100 m in d, dus A4 0,1 geeft
voor Aa_:
d
Aa
1 km
1,6 cm
2 km
3,1 cm
3 km
4,7 cm
4 km
6,3 cm
5 km
7,8 cm
Door de grote moeilijkheid van de identifi
catie van punten van het schip op het radar
scherm en ook van het bepalen van de juiste
afstand door middel van radar zal de stan
daardafwijking van de radarafstanden zeker
in de orde van 2 van de afstand liggen.
Dit geeft voor de standaardafwijking oa van
de correctie voor aardkromming oa 03,13d2
cm. (A<? 15,65d X A4)
d oa
1 km 0,3 cm
2 km 1,3 cm
3 km 2,8 cm
4 km 5,0 cm
sub c en dy c d2 d
Uit de formule blijkt dat zowel de refractie
als de ontregeling wordt bepaald uit de af
lezingen op de baken.
Uit de aflezingen op de landbaken is een stan
daardafwijking afgeleid van 2,3 cm voor re
fractie en ontregeling samen.
Het is echter de vraag of men de refractie
naar het land gelijk kan stellen aan die naar
het schip op zee. Stelt men voor die onzeker
heid een factor 2, dan wordt de standaard
afwijking voor refractie plus ontregeling ca.
5 cm.
sub e en f: In de waterstand- en zoutgehalte
bepaling zijn hoofdzakelijk systematische fou
ten te verwachten. Hierover later,
sub g: Onder de omstandigheden waarbij
squatmetingen praktisch uitvoerbaar zijn, zal
de zeegang niet erg groot zijn.
Ie Bij harde storm kan men niet meten, daar
het instrument te windgevoelig is.
2e Bij een flinke deining na de storm zal het
instrument wel toelaten te meten, doch dan
kan men zich niet op het Noorderhoofd be
geven.
3e Bovendien moet men een grote zeegang
vermijden om een zuivere squat en trimver-
andering te meten.
De hoogteveranderingen aan bakboord/stuur
boord, resp. voorsteven/achtersteven kunnen
we daarom maximaal stellen op 7,5 cm of
wel een standaardafwijking van ongeveer 4
cm.
sub h: De hoogtemeting aan de steiger is
voornamelijk afhankelijk van de nauwkeurig
heid waarmee men de waterspiegel kan aan
meten. De standaardafwijking kunnen we
stellen op 2 cm.
Samengevat krijgen we de volgende standaard
afwijkingen: sub a: 4 cm; sub b: m cm; sub
c/d: 5 cm; sub e/f: geen; sub g: 4 cm; en sub
h: 2 cm.
De standaardafwijking van de squat als ge
heel is dan: V 42 oa- 52 42 22
V oa2 61.
In tabelvorm:
d in km oa in cm o squat in cm
1 0,3 7,8
2 1,3 7,9
3 2,8 8,3
4 5,0 9,3
Systematische fouten
sub b: We hebben gezien dat een fout in de
radarafstand resulteert in een fout in de cor
rectie voor de aardkromming.
Een fout van 100 m in de radarafstand geeft
een fout in de hoogtemeting van de aardkrom
ming van 1,6 cm voor 1 km tot 6,3 cm voor
4 km.
Afhankelijk van het teken van die fout zal
de squat systematisch toe- of afnemen bij af
nemende afstand en omgekeerd bij toenemen
de afstand.
sub e: Het verschil in hoogte van de water
stand buiten ten opzichte van de peilschaal
te Hoek van Holland zal bij normaal verloop
een constante fout in de berekende squat-
179