bouw. Het voor deze taak volledig berekende
landmeetkundige personeel hadden de lagere
overheidsorganen vlak bij de hand: een on
voorstelbaar groot potentieel aan actieve man
kracht was met het vooruitzicht van veel be
tere arbeidsvoorwaarden zó weg te pompen
bij de landmeetkundige dienst van het Kadas
ter. Met als gevolg dat in een tijdsbestek van
ongeveer tien jaren naar schatting tweehon
derd en vijftig goed-ingewerkte kadastraal-
landmeetkundigen wegstroomden naar de
diensten van lagere overheids- en semi-over-
heidsinstellingen.
Dat de natuurlijke en historisch gegroeide
taak van het Nederlandse Kadaster - nl. te
voorzien in de maatschappelijke behoefte aan
le een redelijk bije staatsadministratie van al
le onroerende zaken en 2e een kartografische
basis voor de ruimtelijke ordening in ons land -
door deze transfusie in groot gevaar zou ko
men te verkeren, was een tweede. Ieder voor
zich en God voor ons allen.
Het voorbeeld-Alkmaar, dat door de Voor
zitter van de Staatscommissie inzake het Ka
daster werd aangehaald, spreekt in zijn ver
volg boekdelen. Want het Kadaster was door
nijpend personeelsgebrek toen niet in staat de
binnenstad van deze snelgroeiende gemeente te
hermeten noch op andere eenvoudiger wijze
het stadsbestuur te helpen. Toen is door de
stad aan een particulier landmeetkundig bu
reau de opmeting opgedragen van de straat-
wanden van de wegen, stegen en grachten van
de binnenstad en van al het aanwezig straat-
meubilair, alsmede de vervaardiging van een
straatwandenkaart op schaal 1 500, waar
mee men zich thans nog steeds tracht te behel
pen. Want ook in de afgelopen tien a vijftien
jaren na datum is door personeelsgebrek nog
geen stap gezet op de weg naar de integrale
hermeting door het Kadaster van de Alk-
maarse binnenstad en sukkelen wij verder met
de „onbruikbare kadastrale plans".
Er zijn in Nederland vele binnensteden als die
van Alkmaar, waarvan de grondslag der kada
strale kaarten schaal 1 1250 dateert uit de tijd
der oorspronkelijke opmeting in de jaren 1810
- 1830. Het Kadaster is evenwel aan een plan
matig opgezette hermeting van deze tientallen
middeleeuwse centra waarvan de zgn.
schaalvergroting sedert de 17e eeuw tot om
streeks 1950 nagenoeg stilgestaan heeft nog
lang niet toe. We zijn al blij, dat door allerlei
factoren van intern-personele aard (vergrote
recrutering van landmeetkundigen en geringer
transmigratie naar lagere overheidsorganen)
en extern-financiële omstandigheden (de ho
gere rentevoet houdt tijdelijk de particuliere
bouwlawine tegen) de geweldige achterstand
in de afdoening van de zgn. bijhoudingsme-
tingen uit de vijftiger jaren tot meer normale
proporties is teruggebracht. En we vinden het
al prachtig, dat daarnaast op bescheiden schaal
het mogelijk blijkt, de meest-urgente herme
tingen uit te voeren in die gebieden, waar
sterke uitbreiding van de bevolkingsagglome
raties (om het even of dat de dorpen dan wel
de steden betreft) aan de gang of te verwachten
is.
Hermeting ook in vroeger jaren
Het uitgangspunt van de toestemming tot her
meting (de beslissing tot hermeting ligt nl. ge
heel in handen van de Minister) is in de loop
der jaren met de landregistratie meegeëvolu-
eerd. Naar het schijnt is thans één der voor
naamste criteria: zullen lagere overheidsor
ganen profijt trekken van een door de kada
strale dienst in een zo vroeg mogelijk stadium
te ondernemen hermeting van een deel van een
bepaalde gemeente, d.w.z. tot vernieuwing van
de kadastrale kaarten van een bepaald gebied,
van de daaraan ten grondslag liggende be
scheiden (meestal het veldwerk) en de aanpas
sing van de kadastrale registers aan de hierbij
verkregen resultaten.
In vroeger jaren was de aanleiding tot herme
ting vooral de last die de kadastrale dienst
zélve ondervond van b.v. plans op voor de bij
houding te klein geworden kaartschaal, slecht
bijgehouden plans waardoor een verwrongen
kaartsituatie was ontstaan welke al te zeer
afweek van de werkelijkheid, e.d.
Uit welke periode de eerste van deze herme
tingen dateren is niet bekend, want er bestaat
(nog) geen enkel landelijk overzicht van de
vernieuwingen, welke sedert de oprichting van
het Kadaster het voorhanden documentatie
materiaal der Nederlandse landregistratie heb
ben verbeterd.
Het lijdt geen twijfel dat vele lezers in hun
dagelijks werk meermalen met de resultaten
van dergelijke hermetingen te doen hebben ge
had. Ik weet uiteraard niet tot welke conclu
sies deze contacten bij anderen leidden, maar
mijn ervaringen bevestigen de ook in het Rap
port van de Staatscommissie uitgesproken me
ning dat het Nederlandse Kadaster al sinds
lang naar een meerdoelenkadaster is geëvolu
eerd. Betrekkelijk kort na de langzame indu
strialisering van een gebied, na de uitbarsting
uit hun 17e eeuws keurslijf van verschillende
220