Gevraagd:
a. Het aantal voorwaarden.
b. Het aantal van ieder der soorten.
Stand- Kijker Voor- Richtingen
punt stand werp
Landmeetkunde I II
Tijd: 150 minuten
la. Op welke manieren kan een numerieke
groottebepaling worden gecontroleerd?
b. Met het oog op de nauwkeurigheid mag
de grootte van een driehoekig perceel niet
altijd met de s-formule worden berekend.
Toon dit aan.
2a. Metende langs de grenzen van perceel
ABC zijn bepaald de maten AB 10,29
m, BC 28,98 m en CA 35,86 m.
Voor de vaststelling van de grootte
wenst men de lengte te weten van de
loodlijn AD neergelaten op het verlengde
van de grens CB.
Bepaal deze lengte door iteratie met be
hulp van de kwadraattafel, waarbij er
van uitgegaan mag worden dat voor BD
ongeveer 6 m mag worden aangenomen,
b. Behandel de problemen van rek en krimp
bij het vaststellen van een grootte met be
hulp van de harpplanimeter.
3a. Formuleer de hoofdvoorwaarde van re
geling voor een waterpasinstrument type
alles vast en voor een automatisch water
pasinstrument,
b. Hoe wordt een waterpasinstrument type
reversieniveau geregeld op de hoofdvoor
waarde, indien zowel aan het diafragma
van de kruisdraden als aan het reversie
niveau correctieschroefjes zijn aange
bracht?
4a. Wat is bij een doorgaande waterpassing
een slag, een sectie en een traject? Wat
weet ge omtrent de lengten hiervan?
b. Bespreek de wijze waarop met de gege
vens van een vlaktewaterpassing, bepaald
volgens de poolcoördinaten-methode,
hoogtelijnen op een kaart kunnen wor
den aangegeven.
5. Richtingsmeting volgens de reiteratie-
methode van Bessel.
Met een theodoliet met twee diametraal
geplaatste microscopen zijn de volgende
richtingen gemeten:
1
A
B
C
0,00
250,00
380,00
29,99
299,99
50,00
300,00,
150,00,
280,00,
50 gr
.80 gr
,95 gr
95 gr
65 gr
10 gr
20 gr
05 gr
05 gr
a.
b.
c.
d.
e.
f.
330,00.25 gr
200,00.70 gr
350,00.40 gr
Gevraagd:
Bereken de vereffende richtingen (in bij
gaand hoekmeetformulier).
Bereken de standaardafwijkingen M van
de enkele waarneming.
Bereken de standaardafwijking m van de
vereffende richting.
Hoe groot is de standaardafwijking van
de waarneming 250,00.80? (zie boven)
Waarom slaat men de kijker door?
Waarom verplaatst men de rand?
Waarom meet men heen en terug?
6. Het vraagstuk van Snellius-
B
a.
b.
c.
C d
Zie figuur: Van de punten A, B en C zijn
de coördinaten bekend, van het punt P
moeten de coördinaten bepaald worden.
Beantwoord voor ieder der methoden
Cassini en Barycentrische coördinaten de
volgende vragen:
Hoe moet de ligging van de punten zijn
opdat men een zo nauwkeurig mogelijk
resultaat verkrijgt?
In welk(e) geval(len) is het vraagstuk on
bepaald?
Noem de voor- en nadelen van deze me
thoden.
223