een constante verhouding hebben tot de corresponderende onderlinge afstanden der punten 7\. T„ eigenschap A b. Pas nu de meetkundige eigenschap A toe op het bijzondere geval, dat de punten T1. T„ zijn gelegen in een plat vlak T en bewijs, dat de punten m1. .m„ gelegen zijn in een aan T evenwijdig vlak m- c. Bewijs ook eenvoudiger, nl. zonder in schakeling van de stralenbundels uit R en R', de meetkundige eigenschap B: De punten 7\T„ zijn gelegen in een plat vlak T. Uit een stralenbundel door een buiten dit vlak gelegen punt L worden genomen de stralen LTj. .LT„. Deze snijden een aan T evenwijdig plat vlak m resp. in de punten m1. .mn. De onderlinge si tuatie der punten mx. .mn vormt een schaalmodel van de onderlinge situatie der punten Tx. T„. 2. Beschouw met het oog op de toepassing van eigenschap A in de luchtfotogramme- trie de punten T als terreinpunten en de stralenbundels uit L en R als fotogramme- trische stralenbundels in de opnamesitua tie. a. Verklaar het begrip fotogrammetrische stralenbundel, toon aan het verband tussen deze stralenbundel en de lucht foto en geef weer hoe in de praktijk de luchtfoto wordt herleid tot de bijbe horende stralenbundel. b. Krachtens eigenschap A kan een schaal model van geaccidenteerd terrein wor den verkregen. Ontwikkel met behulp van toelichtende figuren, dat deze pro cedure op maximaal 50 manieren zou kunnen worden uitgevoerd. c. Geef nu een meetkundige definitie van een kaart en leid af, hoe het verband is tussen het verkregen afzonderlijk ter reinmodel op incidentele schaal en een kaart op gewenste schaal. d. Er is een minimum aantal gegevens no dig voor de uitvoering van een proce dure van kaartvervaardiging, geba seerd op dit verband. Leid af welke zo eenvoudig mogelijke gegevens hiertoe kunnen dienen. Bedenk dat deze vraag betrekking heeft op één afzonderlijk model. 3. a. Onderzoek wanneer volgens eigenschap B de luchtfoto zelf een schaalmodel van het terrein vormt. b. Leid ook het verband af tussen dit vlakke terreinmodel op incidentele schaal en een kaart op gewenste schaal en de zo eenvoudig mogelijke gegevens benodigd voor de kaartvervaardiging. c. Echter vormt normaliter de luchtfoto van vlak terrein niet rechtstreeks een schaalmodel van het terrein, maar kan wel daarnaar worden herleid, liefst direct naar een model op de gewenste kaartschaal. Toon aan in een figuur van de opnamesituatie het verband tussen beide projecties. d. Welke praktische moeilijkheid heeft men in de nabootsing hiervan als me thode van kaartvervaardiging? e. Hoe kan in een andere uitwerksituatie hetzelfde resultaat worden verkregen? Bewijs uitvoerig waarom. f. Welke gegevens zijn nodig voor de praktische uitvoering dezer procedure? Antwoorden eindexamenopgaven 1967 Ho gere Technische School voor de Bouwkunde te Utrecht, afdeling Landmeetkunde. Waarnemingsrekening la: pt 21,0878 p, 157,3209 p3 69,7997 px - 17,9665 p3 - 39,5578 p6 72,9210 b: 44 187 dmgr2 c: AC AC„ 3 (A BD cm) 4,077 10" (A P0 dmgr) - 104 (A A dmgr) - 12,573 X 104 A (A P5 dmgr) 26,153 X 104 A (A Pt dmgr). d: 7,5 cm 2a: 2 b: 1 veelhoeksvoorwaarde en 1 waaiervoor- waarde. 3: 5 4a: 4 b: 1 veelhoeksvoorwaarde en 3 netsvoor- waarden. 226 220 44

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1967 | | pagina 16