praktische opleiding landmeettechnicus hoogte gefotografeerd. Iedere sectie tussen de buigpunten van het tracee werd als één run gevlogen op een fotoschaal 1 11000. Daarna werd een hoogtelijnenkaart op schaal 1 2400 getekend. De definitieve plaats van de masten werd in deze kaart aangegeven en daarmee het tracee bepaald. De gegevens voor het uitzetten in het veld werden eveneens aan deze kaart ont leend nl. de kaarthoek en afstand tot het meest nabije gecoördineerde punt. De zware bebossing van het terrein veroorzaakte de moeilijkheid, dat de oriëntatie van de richtin gen alleen verkregen kon worden door zons- waarnemingen. Men tabuleerde nu met behulp van een electronische rekenmachine het azi mut van de zon voor iedere 6 minuten tussen 9 uur 's ochtends en 4 uur 's middags voor een periode van 4 maanden voor drie verschillen de breedtes langs het tracee. De tijd werd ieder uur in het veld gecontroleerd door mid del van transistorradio's. Verschillen in lengte konden worden verwaarloosd omdat het tra cee praktisch Noord-Zuid liep. De rand van de theodoliet kon dus in het veld iedere 6 mi nuten zonder enige berekeningen op de zon ge oriënteerd worden. Deze procedure maakte dat er zeer snel en met voldoende nauwkeurigheid gewerkt kon worden. De richting van de ene mast naar de volgende kon ook direct uitgezet worden. Nadat het gehele tracee opengekapt was, kon den de masten precies ingericht worden. Het was hierna mogelijk om deze methode van tracering te controleren door middel van een tellurometerpolygoon en nieuwe luchtopna men. Het bleek toen dat 90 °/o van de aan gegeven posities van 109 masten minder dan IV2 meter verplaatst moesten worden om defi nitief ingericht te kunnen worden. Eén positie moest 4 m verschoven worden. Het was moge lijk om het veldwerk dat geschat was op 60 meetploegweken terug te brengen tot 18 meet- ploegweken. (Fig. 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 9: Courtesy of the S.M.H.E.A., Cooma (Austr.) OPROEP Er bestaat beperkte plaatsingsmogelijkheid voor de 3e De cursus wordt gehouden in Zuid-Holland en Gelderland op zaterdagen van plm. april t.m. oktober. U wordt opgeleid in alle aspecten van het landmeten (ook optische afstandmeting) en ontvangt bovendien een beloning. Verder bestaat voor deelnemers de mogelijk heid zich op te geven voor de theoretische opleiding te Dordrecht. Aanmelding onder opgave van diploma's, ervaring, werkgever en pers.geg. in handschrift te richten aan K. Wagenaar Ing., Plein 1940-1945 nr. 10 te Dordrecht. 1 1 LITERATUUR 1) „The Snowy Mountains Scheme", Phase 1 The Upper Tumut Projects. Edited by Dr. W. Diesen- dorf. Horwitz Publications Inc. Sydney, Mel bourne. 2) Report on the Tennysee Valley Projects. 3) A. U. Huggenberger „Talsperren Messtechnik", Springer Verlag 1951. 4) W. Wassermann en W. A. G. Mueller: „High Vol tage Line Surveys by Photogrammetry". Australian Surveyor, Sept. 1965. 5) P. Richardus „Project Surveying: General Adjust ment and Optimization Techniques with applications to Engineering Surveys". Noord Hollandse Uit geversmij. 1966.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 11