de technische wetenschappen zagen hiertoe de
kans schoon, toen in 1934 prof. Dieperink
overleed. Midden in hun studiejaren werden
dhr. Meelker en zijn jaargenoten door de op
heffing van de Wageningse landmeterscursus
genoodzaakt, mee over te stappen naar Delft,
waar in september 1935 de opleiding tot civiel-
landmeter was ingesteld. Dhr. Meelker behoor
de tot de eersten, aan wie het Delftse diploma
kon worden uitgereikt. In juli 1936 keerde de
gediplomeerde maar werkloze landmeter terug
naar zijn geboortestreek. Want reeds in 1931
had de grootste werkgever op landmeetkundig
gebied, nl. het Kadaster, de recrutering van
nieuw hoger personeel stopgezet; bij de cul
tuurmaatschappijen in Indië (vroeger mede
goede „afnemers" van Wageningse landmeters)
en bij de petroleummaatschappijen was het
eveneens alles crisis wat de klok sloeg. Voor
het behoud van de handvaardigheid was het
een geluk dat de jonge landmeter Meelker al
dadelijk bij de Dienst van het Staatsbosbeheer
aan de slag kon gaan. In die crisisjaren ge
voelde deze dienst sterk de behoefte aan het
bezit van goede kaarten op grote schaal van
het bosbestand. Al was het slechts voor korte
perioden, in tegenstelling tot menige studiege
noot kon dhr. Meelker in de uitgestrekte
Staatsbossen van Drenthe in de jaren 1936 en
1937 ervaring opdoen bij de veelhoeks- en
detailmetingen, die moesten worden verricht.
Bij het Kadaster
Door maatregelen die tot doel hadden aan
civiel-landmeters een bepaalde stagetijd bij
het Kadaster te laten doorlopen, kwam aan
het einde van 1937 de mogelijkheid, bij deze
dienst als los-landmeter te worden geplaatst.
Een van deze arbeidscontractanten was de
Heer Meelker, die per 15 november 1937 bij
de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster
te Amsterdam werd tewerkgesteld. Einde 1938
kregen deze losse krachten de ongedachte maar
lang gehoopte kans om deel te nemen aan een
vergelijkend examen voor landmeter van het
Kadaster. Ook werd in diezelfde periode een
examen aangekondigd voor de aanstelling tot
Buitengewoon Landmeter van het Kadaster.
Dit laatste predicaat gaf aan de civiel-land-
meter de bevoegdheid om het kadastraal ar
chief te raadplegen, de eigen metingen in te
passen in het raam der kadastrale opmetingen
en zéér belangrijk toen de eigen meet
resultaten in de Kadastrale administratie te
doen toepassen. Het gaf dus de civiel-land-
meter de gelegenheid, aan een eigen landmeet
kundig bureau een bepaalde officiële status
te verlenen die betere materieelmogelijkheden
voor de toekomst zou openen. Dhr. Meelker
nam deel aan beide examens, en slaagde voor
beide als nummer vier der ruim twintig kandi
daten.
Een paar maanden later volgde een aanstelling
en een verplaatsing per 1 maart 1939 naar de
landmeetkundige dienst te Eindhoven.
Heeft dhr. Meelker in de prachtige omstreken
van het vooroorlogse Eindhoven de „gewone-
dienst"-praktijk kunnen beoefenen, geen twee
jaar later werd hij tot hulp van het zeer ver
snelde ruilverkavelingswerk der oorlogsjaren
als leider van ongeoefende jonge mannen
geplaatst op een der zes geschapen Bureaus
voor Buitengewoon Landmeetkundig Werk,
onderduikkantoren voor door de oorlogsom
standigheden gestrande studenten, HBS-ers,
MTS-ers. Daartoe werd dhr. Meelker m.i.v.
1 januari 1941 naar Almelo geplaatst.
Nauwelijks was evenwel de oorlog voorbij en
begon de leegloop van deze B.L.W.-bureaus,
of met nog groter kracht bleek men zich op
herverkaveling (Walcheren) en ruilverkave
ling te moeten storten. In stede van een ver
mindering bij de ruilverkaveling van het aan
tal landmeetkundigen zag men na 1945 een
sterke vergroting en steeg het potentieel van
43 naar 81. Ook dhr. Meelker werd hiertoe
geroepen en op 1 oktober 1946 naar de Ruil-
verkavelingsdienst te Groningen overgeplaatst.
Voor een in Wageningen gevormd landmeter
vooral een prachtige en zeer dankbare werk
zaamheid.
Tekenend voor de krachtige persoonlijkheid
van dhr. Meelker was zijn reactie op een op
tredende ziekte die in de toekomst een handi
cap zou betekenen voor de uitvoering van de
lichamelijk zware ruilverkavelingswerkzaam
heden. Al spoedig was zijn besluit genomen,
om via de rechtenstudie een lichamelijk min
der zware functie in Overheidsdienst te ver
krijgen. Vermoedelijk heeft hij hierbij aan het
Hypotheekbewaarderschap gedacht. Gelukkig
voor de kadastrale dienst haalde dhr. Stoor
vogel hem al spoedig naar het Ministerie van
Financiën, afdeling Hypotheken en Kadaster.
Dat was op 1 juni 1951. En ook vanuit Den
Haag bleef hij in Groningen de rechtenstudie
volgen, welke in 1955 werd afgerond met
het behalen van de titel Meester in de Rechten.
Nog geen jaar later werd hem aan de Techni-
13