met een randdiameter van 9 cm, zou bij de
verkenning worden gebruikt.
De geleverde instrumenten werden eerst ge
accepteerd nadat een grondig onderzoek de
deugdelijkheid had bewezen. Zo werd een ver
zameling instrumenten opgebouwd die de bes
te theodolieten bevatte, die toen leverbaar
waren.
Voor de uitvoering van de hoekmetingen in
het primaire driehoeksnet werd de methode
van Schreiber gekozen.
Hierbij worden op de meetstations alle combi
naties twee aan twee uit de te bepalen richtin
gen gemeten.
Elke hoekmeting werd zo vaak herhaald dat,
op ieder station, het produkt van het herha
lingsgetal en het aantal te bepalen richtingen
ongeveer 24 was. Hierdoor volgden uit de sta
tionsvereffeningen richtingen die, tenminste
theoretisch, voor het gehele net even nauw
keurig en correlatievrij waren.
Behalve op enkele grondpunten, waar houten
meettorens zijn gebouwd, zijn alle primaire
metingen op gemetselde stenen pijlers op be
staande torens, meestal kerktorens, uitgevoerd.
Als richtpunten werden heliotropen gebruikt.
Met deze spiegels wordt het zonlicht in de
richting van de theodoliet gereflecteerd. Het
gebruik hiervan eist dus in de eerste plaats
zonneschijn en verder een heliotropist, die de
teruggekaatste bundel voortdurend corrigeert.
Voor de metingen zelf waren twee waarne
mers en een secretaris nodig. Een eigen tim
merman, geholpen door ter plaatse tijdelijk
aangenomen hulpkrachten, verzorgde de sta
tionsbebouwingen.
Op ieder station werd een centrum gekozen.
Voor de kerktorens werd hiervoor de aan
wezige stang genomen. Bij grondpunten werd
het centrum een koperen bout, ingelaten in
een granietzuil, die als permanente meetpijler
werd geplaatst, of een, in een tegel gehakt
kruis, aangebracht onder een R.D.-steen.
Alle gemeten richtingen werden met behulp
van z.g. centreringsmetingen omgerekend naar
de centrums.
Deze centreringsmetingen bepalen de onder
linge ligging van de verschillende stationspun-
ten (centrum, meetpijler(s), heliotroopopstel-
ling(en)). Waar dit niet door directe meting
van richting en afstand kan, wordt hiervoor
een lokaal driehoeksnetje gemeten.
Om te voorkomen dat het centrum van een
station met het verwijderen van een stang ver
loren zou gaan, werden vastleggingsbouten in
het muurwerk van de torens aangebracht.
Hierbij werden de vastleggingen I steeds zo
laag mogelijk ingemetseld, om de invloed van
verzakkingen tot een minimum te beperken.
De schaal van het driehoeksnet werd ontleend
aan de, in 1892, gemeten basis bij Bonn, die
door vier driehoeken aan de zijde Übachsberg-
Klifsberg werd verbonden.
De ligging op het aardoppervlak werd be
paald met behulp van astronomische metingen,
uitgevoerd in verschillende randpunten van
het net.
Na de dood van Prof. Schols is zijn werk af
gemaakt door prof. Heuvelink.
In 1906 was het primaire net klaar. De in
spanning die men zich ongetwijfeld hiervoor
heeft getroost is met uitstekende resultaten
bekroond. Dit blijkt o.a. uit de kleine sluit-
termen van de voorwaarden, uit de aansluiting
van de, in 1913, gemeten basis bij Stroe en uit
de vereffening van het net in drie groepen.
De basis bij Stroe paste namelijk zo goed in
het net dat een herberekening overbodig was,
terwijl de uiterst geringe spanningen die bij de
aansluiting van de drie deelnetten optraden,
praktisch van geen betekenis waren.
Al tijdens de bepaling van de 77 hoofdpunten
van het net waren de richtingen naar een hon
derdtal tussenpunten gemeten. Deze tussen-
puntsrichtingen zijn vastgemeten aan twee
hoofdrichtingen. De metingen zijn uitgevoerd
met de 35- of 21 cm-Wanschaff-theodolieten.
Op de tussenpunten zelf werd in principe niet
gemeten.
Deze punten vormden de eerste verdichtings
fase en dienden, evenals de hoofdpunten, als
aansluitingspunten voor het secundaire net.
De tussenpunten zijn als enkelvoudige punten
berekend en meestal slechts uit drie voorwaart
se richtingen. De precisie van de coördinaten
van deze punten kan worden beoordeeld aan
de hand van de correcties die de gemeten ver
bindingsrichtingen met omringende secundaire
punten hebben gekregen.
Na de bepaling van de hoofd- en tussenpun
ten, die samen de eerste orde punten wor
den genoemd, is een stelsel tweede orde- of
secundaire punten, gemeten. Hiervan zijn de
eerste rangspunten door voor- en achterwaart
se richtingen bepaald, de tweede rangspunten
uitsluitend door voorwaartse richtingen. De
richtingen zijn in serie volgens Bessel gemeten.
Vrijwel steeds kon van de bestaande richtpun
ten gebruik worden gemaakt. Hierdoor ver-
32