J, i
H»h
de afstand b precies bekend, dan kan deze
in het programma worden opgenomen. De te-
kenkop moet over een afstand b (enkele centi
meters) worden verschoven, waarna stift 3 de
cirkel tekent.) De afstand a tussen stift 2 en de
over een afstand b verschoven stift 3 behoort
nul te zijn.) Is a ongelijk aan 0, bijv. doordat
de tekenkop scheef aan de j-wagen is beves
tigd, dan vallen de twee punten (prikpunt
door 2 en middelpunt van cirkel 3) niet sa
men. De wijze waarop ir. Ebbinge deze ver
schillen heeft bepaald zal ik niet uiteenzetten.
Wel heeft hij voor 40 punten in één van de zes
figuraties de verschillen bepaald.
De afwijkingen in de ^-richting variëren van
18 tot 40 micron; het gemiddelde van
de 40 waarden is 4 micron. Opvallend was
dat de waarden voor de eerste 7 punten (vrij
wel in de x-richting liggend) zeer groot waren,
gemiddeld 28 micron 40 tot 14).
Dit beeld herhaalde zich niet bij de punten 29
t/m 40 (ook in de x-richting liggend), waar de
waarden van 14 tot 8 liepen, met een
gemiddelde van 1 micron. (Schatting van
de standaardafwijking ongeveer 14 microns.)
De afwijkingen in de ^-richting variëren van
11 (slechts 4 negatieve waarden 1, 2,
6) tot 70 micron), met een gemiddelde
waarde van 27 micron. De schatting van
de standaardafwijking is ongeveer 20 micron.
Het aantal waarnemingen is vrij gering (40);
toch mag men wel de conclusie trekken dat b
in het programma moet worden gecorrigeerd
voor een waarde van 20 a 30 micron. Bij on
zichtbaarheid van het door stift 2 gemarkeer
de punt kan zonder bezwaar het midden van
de getekende cirkel worden aangehouden,
daar slechts een fout van 0,03 mm optreedt.
Het gekaarteerde punt wordt onzichtbaar, in
dien de kaart wordt gefotografeerd. Het cir
keltje is dan wel zichtbaar. Wordt het middel
punt hiervan als ruitpunt aangenomen, dan
verschuift men als het ware het ruitennet
t.o.v. de getekende kaart.
2.2.2 Het reproduceerbaarheidsonderzoek
werd verricht bij de Graphomat, de Gerber
622 en de Coradomat.
Vijf maal werd een reeks van 8 over het ge
hele plan verspreid liggende punten gekaar-
teerd in de volgorde, zoals deze in de tekening
is aangegeven (fig. 2).
De bedoeling was de tekenkop zo groot mo
gelijke afstanden te laten afleggen en na te
gaan of de stift op dezelfde plaats terecht
kwam. Er werden geen meetbare afwijkingen
gevonden.
2.2.3 De kaartering van het ruitennet is
eveneens gecontroleerd. De moeilijkheid hier
bij was een instrument voor de controlemetin
gen te vinden waarmee zo nauwkeurig kon
worden gemeten, dat fouten in de oorspron
kelijke kaartering zouden kunnen worden op
gespoord. Anders zou men het gevaar lopen
dat het controle-instrument zou worden ge
test op zijn nauwkeurigheid door middel van
de vergelijkingen met de door de tekenmachi
nes geleverde resultaten.
2.2.3.1 Nauwkeurigheid van de Haag-Streit
coördinatograaf
Nu beschikt het Laboratorium voor Geodesie
over een Haag-Streit coördinatograaf. De te
constateren verschillen met dit instrument be
dragen 0,01 mm. Omtrent de nauwkeurigheid
van de coördinatograaf was weinig bekend.
55
TEKENKOP
4» -T-
b
Figuur 1
1 8 4
3* «6
5 7 2
Figuur 2
Ir. A. H. van der Most deelde mee dat men, ter
voorkoming van deze fout, bij het instrument van het
Kadaster een verbetering heeft aangebracht, waardoor
om stift 2 een cirkeltje kan worden getekend.