aangehouden en is de derde meting daartussen
vereffend.
Nu moest besloten worden op welke wijze
de publikatie zou worden uitgevoerd. Gestart
met 6 a 7000 stuks was, vooral door activi
teiten in de agrarische sector, het aantal bij de
Meetk. Dienst van de Rijkswaterstaat bekende
peilmerken opgelopen tot 30.000 en gezien
de activiteit overal, was het einde nog niet in
zicht.
Publikatie in de vorm van de zesde uitgave
zou, per provincie, twee boeken opleveren ter
dikte van de landelijke telefoongids en wat
nog erger was, de bijhouding zou voor de ge
bruiker nooit te realiseren zijn. Om deze reden
en ook terwille van de overzichtelijkheid is
toen overgegaan tot het, u allen bekende, los
bladige systeem gecombineerd met de peil-
merkenkaart 1 25.000.
Moge dit systeem niet volmaakt zijn, het bena
dert m.i. de perfectie toch wel zoveel mogelijk
en ik vrees dat elke andere wijze van publice
ren meer moeite voor de gebruiker en meer
kans op fouten had gegeven. Nu, anno 1967,
nadert het aantal bij ons bekende merken de
45.000 en hoewel wat afnemend, rijst de
stroom nog steeds.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik om de
vertegenwoordigers van alle landmeetkundige
diensten te verzoeken om maat te betrachten
bij het plaatsen van hoogtemerken. Indien
men ergens tijdelijk een grote dichtheid nodig
heeft, gebruik dan hulppunten van een afwij
kend model die niet gepubliceerd behoeven te
worden.
Ik heb, geachte toehoorders, getracht u wat
bijzonderheden te vertellen over het ontstaan,
de instandhouding en de vernieuwing tot en
met de derde nauwkeurigheidswaterpassing.
Rest mij nog u de ontwikkeling te schetsen
van de laatste jaren.
Tegen het einde van de derde meting kwam
het automatische waterpasinstrument in ge
bruik. De laatste trajecten hebben wij met die
automaten gemeten, maar het resultaat was
beslist niet beter dan dat van een niveau-in
strument. De sinds ongeveer 1960 op de markt
ziinde verbeterde automaten geven evenwel
een belangriik beter resultaat. Het is nu moge-
liik om, werkend met een zorgvuldig toege
paste meetmethode en slagen van ten hoogste
50 m, een standaardafwijking te bereiken van
4 dmm per km. Dit is, vergeleken met de
vorige metingen, een behoorlijke verbetering.
En dan, wat ons land betreft, de Hydrosta
tische waterpassing. In 1952, op voorstel van
Prof. v. d. Weele, toenmalig Hoofd van de
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat,
gestart als experiment omdat er toevallig een
voor dit doel beschikbare gaszinker door de
Westerschelde lag.
Na 1955 door Hoofdingenieur Waalewijn
ontwikkeld tot een meetmethode om te kun
nen waterpassen naar o.a. de bouwput in het
Haringvliet en een aantal getijmeetpalen voor
de kust en in het Deltagebied. Metingen, die
met de conventionele meettechniek feitelijk
niet uit te voeren waren. Van deze hydrosta
tische methode is gedurende de laatste fase
van de derde nauwkeurigheidswaterpassing
gebruikgemaakt om de overgangen tussen de
Waddeneilanden te hermeten. Bij de eerste
meting daarvan, in 1922, was de grootste
overgang, die van 6800 m tussen Vlieland en
Terschelling, niet geheel gelukt, wat gezien de
grote afstand geen wonder was.
ïn 1959 werd deze meting, hydrostatisch, met
succes uitgevoerd. Om zoveel mogelijk meet
gegevens te verkrijgen werd de meting gedaan
in een reeks van zes dagen en nachten. Im
mers, toen de buis eenmaal gelegd was, was
het meettechnisch vrij eenvoudig en was het
doormeten gewoon een kwestie van volhou
den.
Gedurende die gehele meetperiode zijn er
slechts een paar uur geweest dat wij, vanaf
Terschelling, het meetstation Vlieland be
trekkelijk scherp konden waarnemen. Dikwijls
gingen gedurende die meting onze gedachten
uit naar onze voorgangers die, bijna 30 jaar
eerder, met voor ons gevoel vrij primitieve
middelen, heel mooie resultaten hadden be
reikt.
In de volgende jaren werden in de kustgebie
den nog vele hydrostatische waterpassingen
uitgevoerd. Ook in het buitenland werd de
hulp van de Meetkundige Dienst ingeroepen,
o.a. voor metingen in de zeegebieden voor de
mondingen van de Elbe en de Weser. Daar
werd de langste meting tot nu toe uitgevoerd
nl. van 9800 m, naar twee vuurtorens in volle
zee.
De standaardafwijking van een hydrostatische
waterpassing in het kustgebied is, na één uur
waarnemen, 1 mm per km, dus nagenoeg ge-
liik aan die van een normale primaire meting.
Het bodemprofiel van het kustgebied wijkt
echter belangrijk af van het ideale rechthoe
kige profiel nl. van een vlak liggende buis met
korte, rechte stijgeinden.
Een proefmeting toonde aan dat onder goede
omstandigheden, een inwendige nauwkeurig-
50