Dat snel waarnemen zonder al te veel te moe ten nadenken noodzakelijk is, moge blijken uit het volgende overzichtje: hoogte (km) max co(°/s) freq.onder- breker max. tijd in het ge zichtsveld 600 0.70 10.0 10 sec 1100 0.38 5.7 18 sec 1600 0.25 3.8 28 sec 2100 0.18 2.9 39 sec 2600 0.14 2.1 50 sec 3100 0.12 1.9 58 sec 3600 0.10 1.5 70 sec 5. Waarnemen en berekenen Om te kunnen waarnemen moet o.a. aan de volgende voorwaarden worden voldaan: le. de zon minstens 12° onder de plaatselijke horizon; de lichtverstrooiende lagen van de dampkring zijn dan in hoofdzaak bin nen de aardschaduw, 2e. de satelliet minstens 15° boven de hori zon; de invloed van de refractie is dan bekend, 3e. de satelliet buiten (of binnen!) de aard schaduw, 4e. de satelliet voldoend helder, 5e. redelijk goed weer. Nu kan men er voor zorgen dat een aantal van deze voorwaarden in het berekenings proces van de voorspellingen wordt opgeno men. Deze voorspellingen zijn nodig om de camera van te voren in te stellen. De nauw keurigheid van dit instellen hoeft en kan vaak niet erg groot zijn; de in te stellen waarden zijn meestal betrouwbaar tot op enkele tienden van graden. Beter kan men de berekende waarden vaak eenvoudigweg niet bepalen. Zijn de voorspellingen en later de instelling van de camera redelijk goed en wordt verder ook aan de vijf genoemde voorwaarden voldaan, dan is een goede opname mogelijk. Van het zo verkregen negatief wordt na enige tijd een glasplaat gemaakt, welke wordt ge bruikt voor de metingen in stereo- of mono- comparator. Na deze metingen zijn de onder linge posities van een aantal referentiesterren en satellietbeelden vastgelegd in machine coördinaten. Het is mogelijk deze laatste te bepalen met een standaardafwijking van één tot enkele /u's. Met de ponsband waarop de machine-coördi naten voorkomen, naast nog wat aanvullende informatie, en een ponsband waarop de ster coördinaten van de gebruikte sterren voor komen, wordt ingegaan in een rekenprogram ma. Dit programma verzorgt een affiene aan sluiting van de machine-coördinaten aan de naar een plat vlak getransformeerde en voor eigen beweging gecorrigeerde astronomische coördinaten uit het systeem 1950.0. In dat systeem zijn door het Smithsonian Astrophy- sical Observatory te Cambridge U.S.A. in to taal 259.000 sterren berekend en gecatalogi seerd. Uit de (overbepaalde) affiene aanslui ting volgen dan de richtingen in het systeem 1950.0 naar een aantal satellietposities. Ver volgens worden, ook via een computerpro gramma, de tijdstippen berekend, die bij de genoemde richtingen behoren. Nu worden de verkregen richtingen en tijdstippen in een rekenprogramma gebracht waarin via een ver effening een kromme van een zekere graad wordt bepaald, die, rekening houdende met de gegeven tijdstippen, zo goed mogelijk aan sluit bij de reeds berekende astronomische coördinaten uit het systeem 1950.0. Deze be rekening dient om een indruk te krijgen van de uitwendige nauwkeurigheid. Is deze indruk goed, dan worden de richtingen naar de satel lietposities uit het systeem 1950.0 getransfor meerd naar het systeem van het moment van waarneming; vervolgens worden de richtin gen gecorrigeerd voor refractie, aberraties e.d. en bovendien worden de berekende tijdstippen omgerekend naar het systeem U.T. 1, d.w.z. dat de stand van de aarde voor ieder moment van waarneming bekend is. Is dit allemaal ge beurd dan vindt transformatie plaats naar een aardvast systeem, waarbij iedere richting af zonderlijk wordt behandeld. Tenslotte vindt dan nog een laatste transformatie plaats; hier bij worden de richtingen (gezamenlijk) omge rekend naar een systeem waarbij rekening ge houden wordt met de poolbeweging. Dat is dan het resultaat van één foto op één station. Ook op andere stations die hebben gefotogra feerd vinden deze plaatreducties en transfor maties plaats volgens normen die op een aan tal congressen gezamenlijk zijn vastgesteld. De tot zover per station per project verzamel de informatie moet nu worden opgezonden aan een centraal rekeninstituut; hier creëert men de voor de triangulatie noodzakelijke ge lijktijdigheid voor bepaalde waarnemingen vanuit diverse stations op eenzelfde satelliet. Pas daarna kan worden begonnen met de be- 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 12