verloopt dan beschreven is in de H.T.W. Het veelhoeksnet wordt nu in zijn geheel volgens de methode van de kleinste kwadraten veref fend. In een eerste fase wordt het net in zich zelf vereffend of anders gezegd alle punten van het net, ook de RD-punten, worden in een lokaal stelsel berekend. Vervolgens vindt een gelijkvormigheidstransformatie plaats naar twee RD-punten. Bij de resterende RD-punten ontstaan nu sluitvectoren, die in de tweede fase niet volgens een aansluitingsmethode, maar volgens de methode van de kleinste kwa draten weggewerkt worden. Deze werkwijze maakt de berekening mogelijk van de volledi ge variantiematrix van de coördinaten, waar uit dan de relatieve en absolute standaardellip sen volgen. Zonder inschakeling van een automatisch rekentuig is een dergelijke vereffening prak tisch niet uit te voeren. De benaderingsmetho den van de H.T.W. hebben dan ook bij ge bruikmaking van de rekenautomaat veel van hun betekenis verloren. De strenge vereffening heeft het belangrijke voordeel, dat de resulta ten van de berekeningen gemakkelijker te in terpreteren en te toetsen zijn. Ten behoeve van de verkenning van een veel hoeksnet met meerdere RD-punten zouden we de beschikking over vuistregels willen hebben. Deze vuistregels zijn echter nog niet bekend. Voorlopig dienen we ons te behelpen met de bestaande H.T.W. verkenningseisen, die geba seerd zijn op de relatieve ligging van twee RD- punten; dus in wezen op de verdichting tussen die twee punten. Hiertoe splitsen we bij de verkenning het gesloten stelsel van veelhoeken èn aansluitingsconstructies op in afzonderlijke veelhoeken tussen twee RD-punten en verken nen deze volgens de gebruikelijke eisen. Het blijkt dat bij zijdelengten van 1 km, ge meten met een geodimeter, alleen de eis over blijft dat de uitbuiging van de tot de stan daardvorm herleide veelhoek kleiner is dan i van de afstand tussen begin- en eindpunt. Het aantal zijden van de gesloten veelhoek dient ook niet te groot te worden genomen, omdat anders de controle op de hoeken en lengtes niet voldoende is. Als voorlopige richt lijn voor de verkenning wordt aangehouden, dat een veelhoek niet meer dan 12 zijden mag bevatten. Toepassing op ruilverkaveling Sneeker Oudvaart Door de Fotogrammetrische Dienst van het Kadaster was een concept-paspuntenplan op gesteld ten behoeve van een fotogrammetri sche kaartering. Op deze kaart stellen de dubbele lijnen lengte en richtingsmeting voor en de half onderbro ken lijnen alleen richtingsmeting, terwijl de RD-punten aangegeven zijn door een drie hoek. Het is natuurlijk mogelijk om met de metho den van plaatsbepaling die vermeld zijn in de H.T.W. de paspunten te bepalen. Zonder van een geodimeter gebruik te maken zouden we dan in grote trekken tot een volgende opzet kunnen komen. a. De paspunten in de omgeving van Sneek kunnen worden bepaald uit een daar ge legen grondslag. Deze grondslag is gelegd voor een hermeting in de jaren 1950 1955. b. Twee paspunten zouden als snelliuspunt bepaald kunnen worden, te weten de pun ten 39 en 87. c. Langs het Sneekermeer zou een driehoeks ketting gelegd kunnen worden tussen de punten 7 en 87, omdat lengtemeting met band of optische afstandsmeters langs het meer moeilijk, zo niet onmogelijk is. d. De overige RD-punten verbinden door klassieke veelhoeken. Op deze wijze is een zeer inhomogene grond slag ontstaan. Een bijkomende moeilijkheid is, dat grote twijfel kan bestaan aan de betrouw baarheid van de RD-punten in deze ruilver kaveling. De RD-punten namelijk, zijn in het algemeen tussen 1910 en 1930 bepaald zonder van een vastlegging te zijn voorzien. Een con trole van het RD-punt door middel van een centrering, is dan ook niet mogelijk. Als bij de berekening van een klassieke veel hoek grote sluitfouten optreden dan is niet aan te geven waaraan deze te wijten zijn, want de gebruikte RD-punten kunnen gestoord zijn of er kunnen meetfouten gemaakt zijn. De kans, dat bij toetsing meetfouten kleiner dan 1 meter gevonden worden is bijzonder gering. De nieuwe methode van puntsbepaling biedt een veel betere mogelijkheid tot het opsporen van fouten. Het is mogelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen meetfouten en foutieve RD-punten. Volgens de moderne opzet wordt in de eerste fase het net in zichzelf vereffend volgens de methode van de kleinste kwadraten. Plaats, schaal en oriëntering zijn nog buiten beschou wing gelaten. De sluittermen van de netvoor- waarden, die optreden bij gesloten polygonen, 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 6