rencatalogus. Het resultaat is een in het rich tingssysteem van de gebruikte catalogus ge fixeerde groep richtingen („lijnen") die alle door één punt gaan, nl. door de plaats waar de satelliet zich op het moment van fotografe ren bevond. Herhaalt men dit simultaan fotograferen, van uit dezelfde plaatsen op aarde, doch op een ander moment, dan heeft men opnieuw een aantal door één punt gaande richtingen in de ruimte gefixeerd. Meetkundig gezien, en reke ning houdende met de draaiing van de aarde, zullen de richtingen (de „lijnen") uit beide groepen elkaar twee aan twee snijden nl. in dié punten van waaruit de foto's werden ge nomen. Daarmee is dan de onderlinge ligging van de waarnemingsstations op aarde in prin cipe bepaald; alleen de schaal rest nog. Deze methode biedt dus de mogelijkheid om het probleem van de vormbepaling van de aarde geheel ruimtelijk, meetkundig te benaderen; tevens kunnen veel grotere afstanden worden overbrugd dan tot nu toe met de klassieke triangulaties. Dit schept o.a. de mogelijkheid om de continenten met voldoend hoge nauw keurigheid met elkaar te verbinden, iets wat tot voor kort niet mogelijk was. 3. Enkele getallen Er moeten in principe dus richtingen en tijd stippen worden vastgelegd. Om een indruk te geven van het ontstaan en de orde van grootte van de eisen voor richtingsmeting en tijdregi stratie eerst nog het volgende overzicht, voor enkele cirkelvormige satellietbanen: hoogte (km) omlooptijd (min) lineaire snelheid (km/sec) 600 100 7.3 1100 108 7.3 1600 118 7.1 2100 130 6.8 2600 144 6.5 3100 154 6.5 3600 166 6.3 Eisen we nu dat de satelliettriangulaties een mate van nauwkeurigheid zullen hebben die minstens van dezelfde orde van grootte is als die van de bestaande klassieke (continentale) triangulaties, dan betekent dat een eis Al 1 v 1 l ios a 106 waarin Al op te vatten is als de straal van het bolvormige relatieve standaardoppervlak dat de relatieve nauwkeurigheid van de coördina ten van een tweetal punten uit het zgn. aard- vaste stelsel weergeeft; l is de afstand tussen de twee punten. Houden we vast aan de eis van dan betekent dit, bij een zekere l, 10fi en aannemende dat de hoogte van de satelliet van dezelfde grootte-orde is als l, voor de richtingsmeting, de volgende eis: orde één radiaal eis 'fotoplaat6 1 106 206265" 0.2" 1.2 <u Nemen we evenals bij het vorige overzicht aan dat de zijdelengten tussen de waarnemings- punten op aarde en de hoogte van de satelliet in grootte overeenkomen dan vinden we de volgende eisen voor de tijdregistratie: hoogte (km) snelheid (km/sec) eis Al uit zijdelengte (m) eis At (ms) 600 7.3 0.6 0.1 1100 7.3 1.1 0.2 1600 7.1 1.6 0.2 2100 6.8 2.1 0.3 2600 6.5 2.6 0.4 3100 6.5 3.1 0.5 3600 6.3 3.6 0.6 Samenvattend dus een eis van 0,2" in de rich ting, en, voor de laagste satellieten, een eis van 1 X 10 4 sec voor de tijdregistratie. Opge merkt wordt nog dat deze eisen als zeer streng zijn te beschouwen; in de praktijk worden ze gebruikt als richtgetallen voor de standaard afwijking van de afzonderlijke stochastische grootheden waarvan de tenslotte verkregen richting a,den tijdregistratie (t) een functie zijn. 4. Opnamen en tijdregistraties Nu bestaat er tijdens de opname op zeker tijd stip in het beeldvlak van de camera een inten siteitsverdeling. Geïntegreerd over de tijd geeft dit een belichtingsverdeling, die door het fotografische proces wordt omgezet in een zwartingsverdeling. Verwaarloost men de achtergrondsluier (theo retisch onjuist, maar praktisch in de meeste 79

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 9