ting over land en over water vanuit een sta tion. De voorzitter steunt het antwoord van de heer Van Mierlo en zegt, ook uit zijn ervarin gen met de geodimeter, geen andere conclusie te kunnen trekken. De hierop volgende kwestie betreft meer de organisatorische kant van de nieuwe methode van puntsbepaling en luidt als volgt: „Betekent het nieuwe inzicht van puntsbepa ling in de toekomst (landelijk) „x" geodimeter- ploegen plus computerberekening. Dus een centrale behandeling bij bijv. de Kadastrale Dienst?" De heer Van Mierlo zegt in zijn antwoord, dat er in Nederland slechts één dienst is die ge durende langere tijd de beschikking heeft over een geodimeter, nl. de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. De hoeveelheid werk blijkt zo groot dat thans een tweede apparaat wordt aangeschaft. Spreker concludeert hier uit dat er werk genoeg is voor dit soort in strumenten. De vraag is echter hoe dit werk te plannen in het bedrijfssysteem. Een grote dienst als het Kadaster zou vanuit een centrale dienst, waar men over een of meer geodimeters de beschikking heeft, het hele land moeten bewerken. Het rekenwerk moet met behulp van een rekenautomaat in een centraal rekencentrum geschieden, waar naast programmeurs ook een deskundige op het gebied van rekentechniek moet worden ingezet. Spreker meent dat een centrale dienst en een centrale verwerkingsaf deling, waar men over een computer kan be schikken, bij toepassing van de nieuwe metho de zeker ook economisch verantwoord moet kunnen werken. De voorzitter vult aan dat naar zijn mening de instellingen, die meetkundige grondslagen van enige omvang meten, veelal reeds vrij sterk centraal zijn ingesteld. De heer De Ridder verklaart op uitnodiging van de voorzitter dat ook het Kadaster een geodimeter heeft besteld of een dezer dagen zal bestellen. De methode van de heer Van Mierlo wordt bij het Kadaster bestudeerd. Hoe en waar deze methode zal worden gebruikt, wordt nog over wogen. Instructies in het gebruik van de nieu we methode en de daarmee samenhangende apparatuur moeten nog worden uitgegeven. Spreker zegt er nog geen idee van te hebben hoeveel van deze apparaten in de nabije toe komst noodzakelijk aangeschaft zullen moeten worden. De voorzitter zegt nu te begrijpen dat het vraagstuk meer in het organisatorische vlak ligt dan in de acceptatie van deze nieuwe methode. De heer De Ridder meent dat deze beide facetten met elkaar samenhangen. Hij neemt aan dat de nieuwe methode wetenschappelijk verantwoord is, maar meent ook dat er nogal het een en ander mee samenhangt. Dit laatste nu is, wat wordt uitgeprobeerd, zodat spreker het moeilijk vindt om nu een voorspelling te doen betreffende de grootte van de aanschaf van deze apparatuur op korte termijn. De laatste schriftelijk ingediende vraag be treft eveneens de inleiding van de heer Van Mierlo en heeft de volgende inhoud: „Is er enig verband in de nieuwe inzichten over puntsbepaling van Prof. Baarda en de methodes die K. Friedrich, ik meen omstreeks 1920, heeft beschreven in een boekje dat voor geodetische berekeningen de vectorrekening als grondslag nam? Zijn er publikaties te verkrijgen waarin de theorieën van Prof. Baarda op dit punt zijn neergelegd?" De heer Van Mierlo antwoordt dat hij de ideeën van de heer Friedrich niet kent. Spreker zegt dat het idee van puntsbepaling met com plexe getallen of in ieder geval andere getallen dan vectoren niet nieuw is, maar dat in de Duitse literatuur pogingen in deze richtingen wel te vinden zijn. De eerste poging van Prof. Baarda, die op dit gebied reeds vele jaren be zig is, werd gepubliceerd in 1954 in K. en L. in een artikel over aansluitmethoden, waarbij reeds sprake was van het gebruik van com plexe getallen en z.g. n-getallen. Volgens spreker is deze theorie verder ontwik keld en heeft de laatste jaren een bepaalde vorm gekregen. Literatuur in gedrukte vorm betreffende de gehele theorie is nog niet ver schenen. Wel zijn twee delen uit van een uit gave van het Laboratorium voor Geodesie, ge titeld „Puntsbepaling met behulp van com plexe getallen". Deze delen zijn naar spreker meent voor iedereen verkrijgbaar. Voorts is in een nieuwe publikatie van Prof. Baarda, genaamd „Statistic concepts in geology" op genomen een toepassing van deze nieuwe me thode. De voorzitter vraagt of de aanwezigen nu na 116

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 18