Examen voor Technisch ambtenaar van het kadaster 1967 Stereometrie EF 1. Een dakvormig lichaam - heeft als grondvlak het viervlak ABCD met zijde a. De zijvlakken BCFE en DAEF maken hoeken van 30° met het grondvlak; de zijvlakken ABE en DC F hoeken van 60°. Bereken de inhoud van het lichaam. 2. Gegeven een bol met straal R en een cirkel vormige kegel, waarvan de kegelmantel een hoek van 60° maakt met het grond vlak. Verder is gegeven, dat het totale op pervlak van de kegel gelijk is aan het op pervlak van de bol. Bereken: 1. de straal van het grondvlak van de ke gel, 2. de verhouding van de inhouden van bol en kegel. Wanneer de as van de kegel samenvalt met de middellijn van de bol, bereken dan het gedeelte van de inhoud van de bol dat bui ten de kegel ligt. 3. Van een vierzijdige pyramide F.ABCD is het grondvlak een vierkant met zijden van 4 cm. De top T ligt op 4 cm loodrecht boven C. 1. Construeer in de ruimtelijke figuur de doorsnede met het vlak door het mid den P van AT en door de zwaartelijn BQ van TBC. 2. Construeer de uitslag en geef de stand- hoeken aan van de zijvlakken met het grondvlak. 3. Construeer de doorsnede in ware groot te. 4. Construeer de standhoek op de ribbe AT. 5. Bewijs, dat AT en BD elkaar loodrecht kruisen. Tijd li uur Analytische meetkunde en determinanten Tijd: 3 u 1. Gegeven zijn de punten A (2,0) en B (2,2). a. Stel de vergelijkingen op van de para bolen die door B gaan, de x-as als as en A als brandpunt hebben. Op de x-as ligt een punt C en op de y-as een punt D zodat xc 2 groter is dan yD. S is het snijpunt van AD en BC. b. Wat is de meetkundige plaats van S als D de y-as doorloopt? c. Bepaal de aard van deze kromme en maak er een schets van. 2. Bepaal de produktdeterminant C A X B, als A - 1 2 3 —1 -2 3 en B 17 4—10 16 —2 5 —7 7 7 en bereken daarna de waarde van C. 3. Gegeven is de vergelijking 4 Xs 4 X2 Y 4 X- 8 XY —19X 12 Y 10 0. Bepaal de asymptoten van deze kromme en schets de grafische voorstelling voor de waarden van X 4 tot X +5. Bereken de snijpunten van de kromme met de x-as. 4. De ellips in A en B. X2 25 Y2 TcT 1 snijdt de x-as a. Op de raaklijn in A neemt men een punt P, van waaruit de tweede raaklijn aan de ellips wordt getrokken. Deze raakt de ellips in Q. S is het snijpunt van BQ en AP. Bewijs dat PS PA is. b. Uit P wordt een loodlijn neergelaten op de poollijn van P. Wat is de meetkundige plaats van de voetpunten als P de raaklijn in A door loopt. 121 J\. d(^,D

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 23