5 0! 2. In onderstaand net zijn de met bogen aan °c2y\ xii \*s I v gegeven hoeken gemeten; één zijde (dus de schaal) is bekend. Stel de correctievergelijking(en) op. 3. Waaraan zijn de gewichtscoëfficiënten van de sluittermen gelijk? Het antwoord moet worden aangetoond. Waaraan zijn de gewichtscoëfficiënten van de correlaten gelijk? Het antwoord behoeft niet te worden aangetoond. Geef het verband tussen de gewichtscoëffi ciënten van de sluittermen en die van de correlaten. Landmeten en Waterpassen I Tijd: 2 2 uur 1Bij het prisma van Bauernfeind, het penta- gonprisma en het prisma van Wollaston wordt op drie verschillende manieren de eigenschap toegepast dat Q hoek tus sen de stralen vóór en na de dubbele re flectie) is gelijk aan 2a (2 X hoek tussen de twee spiegelende vlakken). a. Teken deze drie gevallen en toon in 't algemeen aan (dus voor Q =f= 1006r of 300gr) dat de eigenschap Q 2a in deze gevallen opgaat. b. Geldt bovengenoemde eigenschap ook steeds voor de hoek Qt tussen de op het prisma invallende straal en de uit tredende straal? Zo neen, aan welke voorwaarden moet dan voldaan zijn en waarom? 2. Bepaal (zie onderstaande figuur) de afstand B Y waarover de lijn A B evenwijdig moet worden verschoven teneinde een kavel P Q X Y te doen ontstaan, die een waarde van 6500.insluit. P Q//A BIIX Y De waarden van de stroken grond zijn om- kringd en gegeven in guldens per are. De „schattingsgrenzen", voorgesteld door streeplijnen, lopen alle evenwijdig. BY te bepalen tot op 1 cm nauwkeurig. P 3. a) Waartoe worden overgangsbogen toege past? b) Welke overgangsbogen kent u? Ver meld de formules van deze krommen. c) Welke van deze krommen is in dit ver band ideaal te noemen en waarom? d) Tot welke wijkingshoek vallen de be doelde krommen nagenoeg samen en welke gemeenschappelijke eigenschap pen hebben deze krommen dan? 4. a) Op welk moment moet de metende ambtenaar in het terrein limiteren en wat wil dit zeggen? b) Wat is delimiteren? c) Wat verstaat u onder idealisatie van grenzen of grenspunten? d) Welke methoden van detailmeting kent u? e) Aan welke eisen moeten kadastrale me tingen voldoen? f) Geef een beschouwing over de bruik baarheid (vóór- en nadelen) van de on der punt d bedoelde methoden met be trekking tot de onder punt e bedoelde eisen. Hogere Wiskunde Tijd: 2i uur 1. Gegeven is de functie f (X) alXX Op de grafiek van f (X) ligt een punt P met X-coördinaat p (p~> o). De raaklijn in P snijdt de x-as in S. a. Bewijs dat X, onafhankelijk is van a. b. Bewijs dat de verhouding van de op pervlakken van de delen waarin boog OP driehoek SOP verdeelt onafhan kelijk is van a en p. 123 ^CM03,92 36.0 60,00 -I 86.0 5000 O O B Y (a> 0).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 25