interpolatie kan worden afgelezen uit b en c a010; b: 010 en c: 0100). 3. Kunnen van iedere willekeurige betrekking tussen drie variabelen lijnen- en/of pun- tennomogrammen gemaakt worden? Zo ja of neen, waarom? Benaderde waarden 1. Een gestrekte veelhoek bestaat uit 10 zijden van circa 100 m lengte; de argumenten van de zijden zijn alle ca. 100 graden. De lengten zijn op cm afgeronde getallen en voor de berekening worden de goniome- trische verhoudingen op 4 cijfers achter de komma afgerond. Wat is het maximale effect hiervan op de sluittermen in X en Y van de veelhoek en op de vereffende coördinaten van de veel hoek. (N.B. Met andere afwijkingen dan de hier genoemde behoeft geen rekening te worden gehouden.) Zijn naar uw mening de toegepaste afron dingen in dit geval verantwoord; licht uw antwoord toe. 2. Bepaal de maximale betrekkelijke fout van X, alsX als de maximale betrek kelijke fouten van a, b, c, d en e respectie velijk gelijk zijn aan 0,00010,00008 0,0012—0,0001 en 0,00048. 3. Geef definities van begrippen volstrekte fout en betrekkelijke fout. Landmeten en Waterpassen II Tijd: 2i uur 1. Geef een verhandeling over de toepassing van de voerstraalmethode. Noem voor- en nadelen, technische zowel als praktische en motiveer in welke gevallen deze methode de voorkeur kan verdienen boven andere. 2. Beschrijf het voor de indirecte lengtemeting ten behoeve van de voerstraalmethode in te schakelen instrumentarium (merk, type) en geef aan waarin deze van elkaar ver schillen. 3. a. Welke foutenbronnen bij doorgaande waterpassing worden door waterpassing in heen- en teruggang geëlimineerd? b. Welke vuistregels worden gehanteerd met betrekking tot de overschrijding van het verschil v tussen heen- en te ruggang voor primaire, secundaire en tertiaire waterpassingen? 4. Beschrijf het verschijnsel van de refractie in haar verschillende uitingsvormen. Bij welk soort metingen moet met dit ver schijnsel rekening worden gehouden en hoe? 5. Indien bij hoekmeting de stand van de eer ste as van de theodoliet niet verticaal is, zal de invloed die hiervan uitgaat op de waarnemingen slechts onder bepaalde voorwaarden nul zijn. Welke zijn die voorwaarden? Kosmografie en Geodetische astronomie Tijd: li uur 1. Wat verstaat u onder: a. parallactische hoek, b. rechte klimming, c. jaarlijkse parallax, d. chronometergang. 2. a. Wat verstaat u in de astronomie onder een ster? b. Noem kort de correcties aan sterwaar nemingen. 3. a. Noem een toepassing van azimutsbepa- ling. b. Behandel de azimutsbepaling uit de uurhoek van de zon. (Geen beschouwing over fouten.) c. Wat is het praktische verschil tussen een azimutsbepaling uit de uurhoek en een azimutsbepaling uit de hoogte. Fotogrammetrie Tijd: lè uur 1. Geef een beschouwing over bij luchtkaar- tering toegepaste opnemingscamera's (o.a. verschillen met normale camera's, eisen, verschillende typen enz.). 2. Schets uitgebreid het verloop van de lucht- kaarteringsprocedure, zoals deze in Neder land bij het Kadaster wordt toegepast. 125 as L2 p/W-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 27