de hoogtekaarten voor zijn rekening zou ne men. Om enig nader inzicht te verkrijgen in de be langstelling voor een dergelijke hoogtekaart werd in 1959 een enquête gehouden onder mo gelijk geïnteresseerde diensten en instellingen, zoals waterstaatsdiensten van rijk en provin cie, gemeenten, kadaster, onderwijsinstellin gen, militaire instanties, landbouwkundige en cultuurtechnische instellingen en waterschap pen. Uit de ontvangen reacties bleek zeer duidelijk, dat de uitgave van een hoogtekaart voor vele belanghebbenden in een behoefte zou voorzien. Verschillende geïnteresseerden sloten bij het beantwoorde enquête-formulier reeds een bestelling in! Dit resultaat was voor de Meetkundige Dienst en Topografische Dienst aanleiding om bij de ministeries van resp. Verkeer en Waterstaat en Defensie toestemming te vragen om tot de vervaardiging van een Hoogtekaart van Ne derland te mogen overgaan. Machtiging daar toe werd in 1961 verkregen. Verschijningsvorm van de hoogtekaart De schaal waarop de Hoogtekaart van Neder land wordt uitgegeven is 1 10 000. De blad indeling valt, evenals die van de topografische kaart 1:10 000, samen met die van de topo grafische kaart op schaal 1 25 000, met dien verstande, dat elk blad van de hoogtekaart een noord- of zuidhelft van het overeenkom stige blad 1 25 000 vormt. Het bladformaat van een hoogtekaart is 100 X 62,5 cm Op elk volgemeten blad komt dus 62,5 km2 terrein voor. Het aantal hoogtepunten per blad bedraagt, bij een dicht heid van één punt per hectare, ongeveer 6200. Daar de oppervlakte van ons land ongeveer 3 232 800 hectare bedraagt, zal de volledige serie hoogtekaarten dus globaal 3i miljoen hoogtepunten bevatten. Hoewel aanvankelijk gedacht was aan de uit gave van een gedrukte kaart, met een licht grijze topografische ondergrond en een bruine hoogtevoorstelling, is vanwege de hoge kosten daaraan verbonden besloten tot een gelicht- drukte hoogtekaart, met een gerasterd zwarte ondergrond en volzwarte hoogtegetallen (en andere gegevens die op de hoogtekaart betrek king hebben). Het resultaat van deze methode is een grijs kaartbeeld, dat kartografisch aan vaardbaar is als men bedenkt dat de functie van de hoogtekaart als regel die van een werk kaart zal zijn. Bovenaan de kaart is in een diagram aange geven door welke instantie de hoogtemeting is verricht en wanneer deze plaats heeft gevon den. Door middel van dit diagram is de her komst der getallen op de kaart en het tijdstip van waterpassing direct na te gaan. Daar de hoogtegetallen op de kaart terreinhoogten weer geven, heeft een afronding der getallen tot op centimeters geen zin. Zij zijn dan ook, mede terwille van de leesbaarheid van de kaart, op decimeters afgerond. De decimaalstip in ieder hoogtegetal geeft de juiste plaats van het hoogtepunt aan. Om de leesbaarheid van de kaart te waarborgen zijn, behoudens enkele ter oriëntering dienende stads- of dorpsnamen, geen namen opgenomen. De peilmerken van de primaire, secondaire en tertiaire waterpassingen van de Afdeling NAP van de Meetkundige Dienst van de Rijkswater staat staan niet op de hoogtekaarten aange geven. Wie daaraan behoefte mocht hebben, kan bij de Meetkundige Dienst een lichtdruk bestellen van de topografische kaartbladen met bijbehorende lijst(en). Op de lichtdruk is de juiste plaats van de peilmerken aangegeven, terwijl op de bijbehorende lijst(en) een nadere omschrijving van de peilmerken wordt ge geven. Uit terreinwaterpassingen, die door de Meet kundige Dienst zijn verricht voor de Provin ciale Waterstaat van Drente, is gebleken dat 143 Voor wie niet regelmatig met hoogtemeting te maken heeft, zij nog opgemerkt dat peilmerken metalen bouten in gebouwen, huizen, bruggen e.d. zijn, die meestal in de voegen van muren, of in een van tevoren geboord gat zijn ingemetseld. De hoogten van deze peilmerken ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP) zijn zeer nauwkeurig bekend. Onder NAP wordt ver staan het vergelijkingsvlak, ten opzichte waarvan in ons land de hoogte van punten wordt uitgedrukt. Dit vlak komt overeen met de gemiddelde zomervloedstand van het IJ te Amsterdam, toen dit nog in open ver binding stond met de voormalige Zuiderzee. De hoogte van dit vlak is vastgelegd door middel van een groef in twee marmeren platen, die in 1684 zijn ingemetseld in de Nieuwe Brugsluis aan het Rokin in Amsterdam. Ze dragen het opschrift: „Zeedijks Hooghte zijnde negen voet 5 duym boven Stadtpeyl". In 1953 is dit peil ook vastgelegd op de Dam in Amsterdam. Men heeft daarvoor een betonnen paal van 18 m lang in de grond geheid en daarop een koperen knop aangebracht, waarvan de hoogte ten opzichte van NAP zeer nauw keurig bekend is. Deze bout bevindt zich 60 cm onder het plaveisel en is met een deksel afgedekt (zie Schokkenkamp, G. T. 1958 p.p. 20—23). De NAP- merken worden op gezette tijden gecontroleerd. Uit gaande van déze peilmerken waarvan er over het hele land verspreid ongeveer 40 000 in hoogte bekend zijn, kan met behulp van een waterpasinstrument of in heuvelachtig terrein van een tachymeter, de hoogte ten opzichte van NAP naar ieder gewenst ander ter- reinpunt worden overgedragen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 15