passingen bestaan of waren gepland. Van de
gebieden, waarvan meetboekjes en lichtdruk
ken bestonden, werden alle gegevens opnieuw
gecontroleerd. Indien deze aan de gestelde
eisen voldeden, werden ze gebruikt voor de
hoogtekaart. In die gevallen waarin geen
meetboekjes meer beschikbaar waren, doch
alleen lichtdrukken met hoogtecijfers, werden
controle-metingen uitgevoerd. Bleken de licht
drukken aan de gestelde eisen van nauwkeu
righeid te voldoen, dan werden de hoogtege
tallen gebruikt voor de hoogtekaart.
In gebieden waar de bestaande waterpassingen
niet voldoen aan de gestelde eisen van nauw
keurigheid of waar de dichtheid der punten
te gering is, alsmede in gebieden die in het
verleden nog niet werden gewaterpast, zullen
de ontbrekende gegevens door de Meetkundige
Dienst van de Rijkswaterstaat worden ver
schaft. Globaal geschat zal door de Meetkun
dige Dienst voor dit doel nog ongeveer i deel
van ons land moeten worden gemeten.
Alle door de Meetkundige Dienst verzamelde
hoogtegegevens worden, na gecontroleerd te
zijn, overgebracht op topografische kaarten
op schaal 1 10 000, waar nodig met behulp
van een gewone of optische pantograaf. Bij de
waterpassingen in het terrein wordt onder
meer gebruik gemaakt van de automatische
waterpasinstrumenten Zeiss Ni 2, Jena Optik
Koni 007 en Koni 025. In geaccidenteerd ter
rein wordt gebruik gemaakt van de tachyme-
ter Wild RDS. De hoogten van de terreinpun-
ten worden afgelezen in centimeters. Bij een
terreinwaterpassing mag de sluitterm op een
hoogtemerk niet groter zijn dan 4 cm. Op
grond hiervan kan worden gesteld dat de ab
solute nauwkeurigheid van de hoogtegetallen
zal variëren tussen ongeveer 5 en 10 cm, af
hankelijk van de structuur van de bodem. Dit
is uiteraard ruimschoots voldoende voor het
gestelde doel.
Het merendeel der hoogtekaarten is gewater
past volgens de methode waarbij van te voren
op de luchtfoto's en/of kaarten die men in het
terrein gebruikt (meestal 1 5000 of 1:10 000)
een regelmatig patroon van punten is uitgezet,
waarvan de onderlinge afstand in het terrein
ongeveer 100 m bedraagt. Bij het waterpassen
in het terrein wordt er dan speciaal op gelet
of de gekozen punten voldoende representa
tief zijn voor het tussenliggende terrein. Is dat
niet het geval, dan wordt in het terrein het
patroon aangevuld met andere punten die de
verticale terreinvormen ter plaatse beter weer
geven, waaronder speciaal begrepen de hoog
ste en laagste punten (zie figuur 1).
Ook wordt de methode toegepast waarbij de
baakhouders in het terein de meest representa
tieve hoogtepunten kiezen en deze ter plaatse
op een luchtfoto aangeven. Voldoende erva
ring in het lezen van luchtfoto's is hiervoor een
vereiste. Het verdient hierbij aanbeveling om
de luchtfoto's van het terrein dat men wil
gaan meten van te voren stereoscopisch te be
studeren en er een aantal hoogste, laagste en
andere markante punten, die in de meting niet
kunnen worden gemist, op aan te geven. Een
kaart die volgens deze methode is gemeten zal
als regel een onregelmatiger patroon van pun
ten vertonen dan een kaart die volgens eerst
genoemde methode is gemeten (zie figuur 2).
Welke methode de voorkeur verdient is af
hankelijk van de hoedanigheid van het te
meten terrein. In vlak en weinig begroeid ter
rein zal de eerste methode voor de hand liggen,
in meer geaccidenteerd en begroeid terrein is
de laatste methode aan te bevelen. Ten aanzien
van wegen, dijken, spoorbanen, e.d., is bepaald
dat om de 500 a 1000 m (afhankelijk van het
terreinreliëf) een hoogtepunt moet worden
gemeten.
Voor steden en dorpen geldt het voorschrift
dat in aaneengesloten bebouwingen om de
500 m een hoogtepunt op het wegdek moet
worden gemeten, terwijl in open bebouwing
bovendien de eis van 1 punt per hectare blijft
gehandhaafd.
Het kan voorkomen, dat een te waterpassen
gebied zo sterk aan veranderingen onderhevig
is (b.v. door ophoging, afgraving, egalisatie,
klink, e.d.), dat hoogtemeting op zo'n moment
geen zin heeft. Om te voorkomen dat de uit
gave van een hoogtekaart daarop stagneert,
wordt op bedoelde plaatsen in de kaart de
reden vermeld waarom geen hoogtepunten zijn
gemeten, b.v. Stadsuitbreiding, In verkave
ling, Werk in uitvoering, e.d. Te zijner tijd zal
moeten worden overwogen of het noodzakelijk
is om in deze gebieden een aanvullende water
passing uit te voeren en een nieuw blad van de
hoogtekaart samen te stellen.
De reproductie
Wanneer bij de Meetkundige Dienst van de
Rijkswaterstaat een basis-hoogtekaart (1) ge
reed is gekomen dus een blad van de topo
grafische kaart 1:10 000, waarop met pot
lood de hoogtegetallen op de juiste plaats zijn
aangegeven wordt op de Topografische
Dienst met behulp van een puntraster een dia-
145