Leidingenregistratie*
door F. van Weelden, chef van de landmeetkundige afdeling van de
dienst voor openbare werken en volkshuisvesting, Dordrecht.
Graag voldoe ik aan het verzoek iets te schrij
ven over leidingenregistratie, met name
voor wat de toepassing betreft over mijn
ervaringen in een van de middelgrote gemeen
ten in ons land, Dordrecht, waar twee jaar
geleden werd begonnen met het vervaardigen
van kaarten, die behalve de bovengrondse si
tuatie ook de ondergrondse kabels en buizen
afbeelden.
Te zeggen dat hierdoor een begin werd ge
maakt met het registreren van leidingen zou
onjuist zijn. Immers elk van de met het leggen
van leidingen belaste bedrijven hierna te
noemen „de bedrijven" had reeds een regis
tratie van z'n eigen leidingen; we moeten hier
dus spreken van een gecentraliseerde regis
tratie.
Dat de laatste jaren de leidingenregistratie
steeds meer in de belangstelling komt is be
grijpelijk. Het energieverbruik neemt toe, niet
alleen in de industrie maar ook in het gezin;
dit betekent meer en/of zwaardere leidingen.
Vooral de toenemende afname in de oude
woongebieden schept dikwijls het probleem in
soms smalle straten nog een plaatsje te vinden
voor een nieuwe leiding (zie foto).
De kathodische bescherming van sommige lei
dingen, waartoe men meer en meer overgaat,
brengt met zich mee, dat een bepaalde mini
mum afstand uit andere leidingen aangehouden
dient te worden; het gaat er dan niet meer om
of ergens nog een plaatsje vrij is in een trottoir,
maar de vraag hoevéél ruimte precies beschik
baar is wordt meer van belang.
De wijkverwarming, door de komst van het
aardgas steeds meer toegepast, confronteert ons
met een leiding, waar we vroeger geen rekening
mee behoefden te houden; ook als deze leiding
op het terrein van de woningen is geprojec
teerd zal, ingeval van smalle voortuinen
mede gezien de noodzakelijke expansiebochten
en de kathodische bescherming de vraag
van belang zijn waar de dichtstbijzijnde lei
dingen in het trottoir liggen. Het zal duidelijk
zijn, dat in verband met de planning de be
hoefte aan een goed overzicht van de plaats
van de ondergrondse leidingen en dus ook van
de nog beschikbare ruimte, met de jaren is
toegenomen.
Een andere kant van de zaak is de schade, die
door onbekendheid met de plaats van de lei
dingen, bij het verrichten van grondwerkzaam
heden hieraan wordt veroorzaakt, welke scha
de dikwijls zulke verstrekkende gevolgen heeft,
dat zij ver uitgaat boven de reparatiekosten
van de getroffen leiding.
Ik heb de indruk, dat bij de energiebedrijven
in het algemeen dit laatste punt niet zo zwaar
weegt. Als de aannemer zich tegen schade ver
zekert, zullen de kosten, die hierdoor aan de
168
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in „Publieke
Werken", maart 1968.