de tekeningen zijn niet „bij". De bijwerking van de tekeningen uit de terreinschetsen is dik wijls noodgedwongen een stopkarwei; g. dikwijls is een bundel kabels met één lijn aangegeven, waarbij dan uit de verdere details alleen voor ingewijden duidelijk is, dat het om meer kabels gaat die bijv. samen een strook ter breedte van een meter beslaan. Op enkele van de bovenstaande punten zou ik nog iets nader willen ingaan. b. Om met vrucht van leidingtekeningen ge bruik te kunnen maken is het beslist nodig dat ze nauwkeurig op schaal zijn getekend; men moet op iedere gewenste plaats op de tekening met een maatlatje de afstand van een leiding ten opzichte van een bepaald punt kunnen af lezen. d. Het zal duidelijk zijn, dat, wanneer in dit geval niet op schaal is getekend, de plaats van de leiding geheel in het duister ligt. e. Aangezien het in ieder geval theoretisch on mogelijk is om de leiding in kaart te brengen laat het zich slechts raden hoe groot de speling is, die we bij onze beoordeling omtrent de plaats in acht moeten nemen. en g. Het onder deze punten vermelde is voor de bedrijven vaak reden bij het verrichten van graafwerkzaamheden e.d. aan de aanne mer een opzichter „mee te geven" om op het werk aanwezige leidingen aan te wijzen. Als dit een werk van enige omvang is, waarbij de aannemer een en ander aan voorbereiding moet doen waaronder dan het raadplegen van de bedrijven gerekend kan worden zal alles wel in goede orde verlopen. Maar hoeveel kleinere werken zijn er niet even een sleufje graven waarbij onverwacht en vroeger dan gerekend was een dragline ver schijnt. Tijd is geld en het is niet zo, dat bij elk bedrijf een mannetje aan de telefoon zit om op de eerste melding van de aanwezigheid direct naar je toe te komen, dus dan beginnen we alvast maar voorzichtig (of niet voor zichtig). Het is volkomen begrijpelijk, dat voor velen de bovengenoemde bezwaren groot genoeg zijn om zich eens te bezinnen op een systeem, dat deze bezwaren niet heeft. Reeds in 1934 en 1937 pleitte de landmeter van het kadaster H. Vermeulen voor een „al gemeen technisch geleidingenbureau (Leitungs- kataster)" (1.) naar het voorbeeld van de stad Bazel, waar één bureau alle leidingen alsmede de bovengrondse situatie opmeet en in kaart brengt, op kaarten 1 200, alles in één coördi natenstelsel. In 1952 spreekt de subcommissie B7-c van de Hoofdcommissie voor de normali satie in Nederland zich uit voor het kaarteren van leidingen door een centraal orgaan op een kaart 1 200 in het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoeksmeting (2.); dit centrale orgaan moet dan in grote en middelgrote steden de landmeetkundige dienst van die gemeente zijn, terwijl voor kleinere gemeenten dit werk zou kunnen worden gedaan door particuliere land meetkundige bureaus dan wel door een bijv. door de Vereniging van Nederlandse Gemeen ten in te richten landmeetkundige dienst. Sindsdien zijn over dit onderwerp verschillen de publikaties verschenen (3, 4, 5.). Op een pre-advies van ir. H. J. van Steenis werd het onderwerp „Leidingenkadaster" be sproken tijdens de geodetische studiedag van de Nederlandse Landmeetkundige Federatie in 1962 (6.). De oprichting van een „Stichting ter voorko ming van beschadigingen aan kabels en leidin gen" in Groningen, waarvan tijdens het schrij ven van deze regels de publikatie tot mij kwam, wijst erop dat de noodzaak, om op dit punt „iets te doen" steeds dringender wordt ge voeld. Als we bedenken, dat leidingenregistratie ge rekend kan worden te behoren tot het beheer van het ondergrondse net, wordt het van be lang te weten hoe groot het kapitaal is over het beheer waarvan we spreken- Van Steenis be cijfert hiervoor in 1962 een bedrag van 4,5 miljard voor het gehele land (6.). Hij bepleit een wettelijke regeling van de on dergrondse eigendomstoestand en een coördi natie en verbetering van voorschriften en be voegdheden ten behoeve van het ondergrondse net; hij wijst erop, dat streek- en provinciale bedrijven soms ten dien aanzien in een rechte loze positie verkeren en afhankelijk zijn van de goede wil van de grondeigenaar. De leges verordeningen missen voldoende uniformi teit. Kortom, er bestaan in dit opzicht veel te kortkomingen. Hem staat voor ogen ana loog aan het bovengronds onroerend goed een registratie en administratie van het onder grondse leidingennet; hij spreekt in dit ver band van een leidingenkadaster, dat organisa torisch bij een rijksdienst zou moeten worden ondergebracht. Wat de wettelijke bepalingen betreft kan wor den vermeld, dat de telegraaf- en telefoonwet een ieder de verplichting oplegt telegraaf- en 170

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 14