van bewust dat in steden, waar de energie voorziening vrijwel geheel door gemeentelijke bedrijven geschiedt, de situatie eenvoudiger ligt dan elders. Als we echter bedenken, dat in vele gevallen verschillende kleinere gemeen ten samen een technische dienst hebben, waar aan ook een landmeetkundige afdeling zou kunnen worden verbonden, lijkt het duidelijk, dat in dit opzicht veel is te bereiken. In geval len waarin het verkrijgen van een bepaalde ma te van centralisatie zeer moeilijk is, zou in ieder geval kunnen worden gestreefd, door inscha keling van bijv. een particulier landmeetkun dig bureau, naar de mogelijkheid om over be trouwbare kaarten te kunnen beschikken. Het is wel duidelijk, dat hetgeen bereikt wordt afhangt van de wil tot samenwerking van alle betrokkenen. Als een der partijen zijn mede werking weigert zal er in het geheel niet veel van terechtkomen, omdat de anderen niet graag meer dan hun eigen aandeel in de kosten bijdragen. Het lijkt daarom wenselijk dat van bovenaf een initiatief wordt genomen. Dit zou kunnen bestaan uit het tot stand brengen van een con tact door de vereniging van directeuren van gemeentewerken met in eerste instantie de ver eniging van Nederlandse Gemeenten, de vak groepen Gas-, Waterleiding en Elektriciteits bedrijven en het hoofdbestuur van de P.T.T. Wat de kosten betreft heb ik er in het voor gaande al een paar maal op gezinspeeld van mening te zijn dat de bedrijven hieraan moe ten bijdragen; daar de bedrijven hun inkom sten hebben uit hetgeen door (middel van) de leidingen aan derden wordt geleverd, lijkt het mij billijk, de kosten van de werkzaamheden met betrekking tot de leidingen als noodzake lijke bedrijfskosten aan te merken. Met hantering van een verdeelsleutel kan men tot een jaarlijks te betalen bedrag komen- Eventueel zouden nog andere instanties in de kosten kunnen bijdragen. Ik denk hierbij aan de verkeerspolitie, die bij een proces-verbaal van een verkeersovertreding een tekening op grote schaal moet overleggen en gebruik zou kunnen maken van de leidingkaarten, voor zover het de bovengrondse situatie betreft. Als kostenbesparend element van een goed op gezette centrale-leidingenregistratie heb ik eer der genoemd een vlotte planning; deze bespa ring lijkt me echter gering vergeleken met die, welke verkregen wordt doordat bepaalde werkzaamheden éénmaal worden gedaan, ter wijl ze voordien verscheidene malen werden verricht. Laten we eens nagaan hoe in dit op zicht de situatie is, wanneer alleen elk bedrijf zijn eigen tekeningen behartigt. In een uitbreidingsgebied zal op een gegeven moment eerst een tekening van de boven grondse situatie moeten worden vervaardigd. Dit gebeurt meestal met behulp van tekenin gen van andere diensten. Wanneer de eerste leiding de grond in gaat zal men op bepaalde belangrijke punten een situatiemeting gaan verrichten, omdat men niet over een revisie tekening beschikt. Bij wijziging van de boven grondse situatie in een later stadium, meet men de nieuwe situatie op. Deze metingen moeten op de tekenkamer wor den gekaarteerd, in het kader van de bijwer king van het tekeningenarchief. Genoemde werkzaamheden worden door elk bedrijf afzonderlijk verricht ten eigen nutte. Dit houdt in, dat in zijn totaliteit hetzelfde werk enige malen wordt gedaan. Hoe in dit opzicht bij een centrale opzet een belangrijke vereenvoudiging is te verkrijgen moge duidelijk worden uit de hierna te vermel den werkwijze in de gemeente Dordrecht. De landmeetkundige afdeling vervaardigt aan de hand van het gedetailleerde bestem mingsplan het z.g. matenplan, waarop tot in centimeters de plaats van nieuwe wegen en gebouwen ten opzichte van het coördina tenstelsel van de Rijksdriehoeksmeting is aan gegeven. Hierdoor is men in staat in een vrij vroeg stadium de eerste tekeningen te maken, waarop de belangrijkste belijning is aange geven. Kopieën van deze tekeningen gaan naar de be drijven. Revisiemetingen worden door deze af deling verricht en in kaart gebracht. Met be hulp van verstrekte lichtdrukken worden de tekeningen van de bedrijven bijgewerkt. De meting en kaartering geschiedt dus éénmaal. Bijwerking door de bedrijven geschiedt door kopiëren. Vanaf het begin van de oprichting van de landmeetkundige afdeling bij de dienst voor openbare werken en volkshuisvesting te Dord recht in 1955, is men geconfronteerd met me tende ambtenaren van gemeentelijke en niet- gerreentelijke diensten en bedrijven op plaatsen waarvan men zelfs reeds over kaarten be schikte. De wenselijkheid om te komen tot een coör dinatie van meet- en tekenwerkzaamheden op gemeentelijk niveau kwam al gauw tot uiting. Al naarmate deze afdeling meer werd inge schakeld bij het „leidingenwerk", deed voorts 172

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 16