a. j- 2. Als vlak van tekening van punten op een hellende luchtfoto moet het uitgereikte vel coördinatenpapier worden gebruikt. Breng hier op aan een x-as en een j-as met de oor sprong in het midden van het vel papier. De y-as stelt voor de hoofdlijn der foto, de posi tieve tak is gericht naar het vluchtpunt. Gegeven zijn op het fotovlak het hoofdpunt h met coördinaten x o, y 24 mm en een fotopunt p met coördinaten x 30 mm, y 20 mm. Van de opnamesituatie is gegeven de vlieg hoogte H 1440 m, de brandpuntsaf stand van de lens der camera: f 72 mm, terwijl de hellingshoek i van de camera-as ten opzichte van de verticaal is gegeven volgens de betrekking sin i 0,6. a. Construeer de ligging van het met het punt p corresponderende punt p' na ont- schranking der foto op schaal 1 20000, zodat pp' het effect van de ontschranking voorstelt (zie algemene aanwijzing). b. Bereken ook de coördinaten van p' in het aangenomen x-y-stelsel. c. Indien het met het fotopunt p correspon derende terreinpunt P ligt in een dal op 240 m beneden het niveau ten opzichte waarvan de vlieghoogte H is geteld, con strueer dan ook de ligging van het corres ponderende kaartpunt p" op de schaal 1 20000, zodat p'p" het effect van de ge accidenteerdheid van het terrein voorstelt (zie algemene aanwijzing). d. Bereken ook de coördinaten van p" in het aangenomen x-y-stelsel. c. Welke conclusie is uit dit voorbeeld te trekken ten aanzien van kaartvervaardi ging uit luchtfoto's van geaccidenteerd terrein door middel van de ontschrankings- methode. Algemene aanwijzing voor de behandeling der onderdelen a en c. Schets de doorsnede van de opnamesituatie en leid door berekening de lig ging der hulppunten af benodigd voor het uit voeren der constructies. 3. a. Geef een overzicht van de fasen, waar in de fotogrammetrische kaartvervaardi ging volgens de beeldenpaarmethode in de praktijk verloopt. b. Behandel één der fotogrammetrische fasen (naar keuze) vanuit de theorie der me thode. Antwoorden van de examenopgaven Waarnemingsrekening 1. a. resp. 14988, 17006 en 16012 mm b. 9 (,06) mm c. resp. 12000 en 12,5 mm d. 15,4 mm e. 5,6 en 13,7 mm f. 4,9 mm 2. a. BC cm BC0 3,51 (A AD cm) 2,5 IQ4 (A Pi dmgr) 7,7. 104 3. (A P3 dmgr) iU -(A P4 dmgr.). b. 4,76 cm a. a ]/3 o 1 b. V3 3 e. 6o; V3 o2 f. o; 3,6 o2 V3 a2 Landmeetkunde I en II 2. 1 23 45 ,6 ,7 ,8 9 10—, 11—, 12 13—, 14—, 15 16—, 17 18 19 20 21—, 22 23 24—, 25 26—, 27—, 28 29—, 30 31+, 32 4a. 0,801 m. Geodetische astronomie 1. Nr. 571 a Cygni 2. 0,'6 a. 0/2 b. 0/2 Landmeetkunde III 1 1 1. a. en - b. 10 a 12 c. ongeveer 70 Fotogrammetrie 2. b. resp. 36 en 24 mm. d. resp. 42 en 32 mm. 189 Q Q 7 93 104 Q c. 3ö; o-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 33