m 5.1 Temperatuurcorrectie Op de meetbanden wordt doorgaans aange geven, dat zij hun juiste lengte hebben bij 20° C. Meten wij dus bij een hogere of lagere bandtemperatuur, dan moet een correctie voor de optredende verlenging of verkorting wor den aangebracht. In het algemeen bedraagt deze rond 1,2 mm per °C per 100 meter voor een stalen band en 0,1 mm voor een in varband. Een basis van b.v. 142,500 m, uitgezet bij vriezend weer op een asfaltweg, zal bij controle in de zomer een lengte opleveren van 142,438 m, terwijl de werkelijke lengte 142,469 m is, als we steeds de temperatuur in rekening had den gebracht. Immers, bij een lagere tempe ratuur meten wij met een te korte en bij hogere temperatuur met een te lange band. In het bovenstaande is gesteld, dat de lengte afhangt van de bandtemperatuur; het is goed te beseffen, dat deze zelden gelijk is aan de luchttemperatuur. Niet alleen is er vaak een aanzienlijk verschil tussen de temperatuur op b.v. 5 cm boven de grond en die op 1,50 m, maar ook de invloed van zonnestraling, na.t gras, warm zand of wegdek maken het moei lijk de juiste, in rekening te brengen tempera tuur vast te stellen. Er zijn vele pogingen gedaan dit probleem op te lossen; zo geeft de H.T.W. een redelijke methode aan, die in theorie de gemiddelde tem peratuur geeft van lucht en grond. Een andere mogelijkheid is de kwikthermo meter, met een omhulling om het kwikreser voir van meetbandmateriaal. Honkasalo heeft dit op fraaie wijze toegepast bij temperatuur- metingen aan invardraden. De beste methode lijkt echter die, waarbij ge bruik wordt gemaakt van de variatie in elek tronische weerstand bij verschil in tempera tuur, die metalen vertonen. Men kan de band zelf opnemen in een stroomkring en dan de weerstand meten; dit is echter zeer onhandig in het terrein. Beter is het daarom, een stuk ge lijksoortig materiaal zig-zag op een raam te wikkelen en hiervan de weerstand te meten. Dit heeft goede resultaten gegeven. Bovenstaande apparatuur zal wel niet snel in aanmerking komen voor uitgebreide toepas sing; men zal het dus met al dan niet omhulde kwikthermometers moeten doen. Niet onver meld mag echter blijven het verrassend goede resultaat dat een gewone bimetaalthermometer opleverde; bij directe zonnestraling bleek de aangegeven temperatuur zeer goed overeen te komen met wat de bandtemperatuur moest zijn, als deze berekend werd bij meting tussen twee in afstand bekende punten (fig. 4). Van de temperatuurcorrectie kunnen wij ge bruik maken om de fabricagefout in de cor recties op te nemen. Wij doen dit op de volgen de wijze. Heeft de desbetreffende band bij de op de band aangegeven temperatuur t0 een lengte L A L meter, dan zal de lengte juist L meter zijn bij een temperatuur AL Ui tn 0,012 L Wij noemen nu fy de ijktemperatuur van de band; deze komt dus in de plaats van de op de band aangegeven waarde als uitgangspunt voor temperatuurcorrecties. 5.2 Trekkrachtcorrectie De verdelingen worden in de fabriek op de band aangebracht, terwijl deze onder een be paalde spanning staat; meestal is dit 5 kgf. Een hogere trekkracht geeft een verlenging die elastisch is zolang de elasticiteitsgrens niet 211 4. Meetmerk met stift voor lengtemeting in bovenaan zicht. De invarmeetband met ingegraveerde millimeter verdeling geeft een aflezing van 0,0244 m. 5. Het meetmerk in de kop van een betonnen meet- peiler. De bus links van het meetmerk maakt deel uit van een ijkbasis, die overigens losstaat van het meet lijnenstelsel. Op de voorgrond een bronzen knopbout ten behoeve van de waterpassing.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 15