wordt overschreden. Dat zal pas het geval zijn
bij een trek van 100 tot 200 kgf, afhankelijk
van de kwaliteit van de band en de doorsnede;
daarna zal dus een blijvende verlenging op
treden.
De bij een andere dan de oorspronkelijke trek
kracht optredende verlenging of verkorting
is te berekenen met behulp van de Wet van
Hooke uit
M
P-Po)L
E.F
waarbij AL in mm, P en P0 in kgf, L in m, F in
cm2, Eslaal 2,1 X 10° en Elpyar 1,4 X 10«.
De juiste waarde van F is vrij moeilijk juist te
bepalen, vooral bij toepassing van een diep-
geëtste band. De beste benadering is nog, de
band (zonder haspel) te wegen en uit s.g. en
lengte F te berekenen.
Theoretisch zal dus een stalen band van 50 m
lengte, die met 15 kg hogere spanning wordt
aangetrokken, ongeveer 15 mm langer wor
den; in de praktijk blijkt dit echter soms min
der te zijn. Het is daarom beter, steeds de op
de band aangegeven trekkracht te gebruiken,
in plaats van correcties te berekenen bij een
andere trekkracht.
Voor het controleren van de benodigde trek
kracht kan niet vertrouwd worden op een
schatting zonder meer; bij een proef bleek, dat
een twaalftal proefpersonen gemiddeld 11 kgf
trok als om 5 kgf werd verzocht. Op een
aanwijzing „band goed strak trekken" rea
geerde men met gemiddeld 18 kgf, met een uit
schieter van 43 kgf! Gebruik van een geijkte
unster is daarom beslist noodzakelijk: 1 kgf
fout geeft reeds 1 mm verschil per 50 m.
5.3 Doorhangcorrectie
Kan de band niet over de volle lengte worden
ondersteund, dan zal tengevolge van het door
hangen, de afstand tussen begin en einde niet
gelijk zijn aan de afgelezen lengte. Aangezien
de vrij opgehangen band ongeveer de vorm van
een parabool aaneemt, is deze verkorting te
berekenen. Twee punten op L meter uit elkaar
zullen, als de band a meter doorhangt
L 1 2,667 (~^~)2 meter
op de band uit elkaar liggen. Bij twee punten
op 30,000 m afstand zal dus bij een doorhang
van 80 cm de bandaflezing 30,057 m bedragen.
De voor de berekening nodige waarde van a
is door zichten te bepalen.
Uit 5.2 bleek, dat een grotere trekkracht een
langere band oplevert. Het is dus mogelijk een
trekkracht toe te passen die de correcties voor
beide even groot maakt, maar met tegengesteld
teken. Deze trekkracht heet de normaaltrek
kracht P„ en de formule hiervoor is:
L
P„ VP„ - pn
232 F 3E
voor L in m, P in kgf en F in cm2.
Theoretisch is dit een goede oplossing; enkele
steekproeven hebben echter geleerd zeer voor
zichtig te zijn met het toepassen van deze for
mule. Het is daarom beter, te meten met vol
ledig ondersteunde band. Als bezwaar is wel
eens genoemd dat de wrijving met de onder
grond een onbekende factor is. Proeven hebben
echter aangetoond, dat de invloed hiervan ge
ring is en in het algemeen verwaarloosd mag
worden.
Als volledige ondersteuning kan ook gelden,
een ondersteuning over tussenpunten op vol
doend kleine afstand; 5 meter is in dit opzicht
een goede maat.
5.4 Hellingcorrectie
Bij ongelijke hoogte van begin- en eindpunt zal
de gemeten afstand altijd groter zijn dan de
horizontale afstand. Het is in theorie mogelijk
de band horizontaal te houden en het gewenste
punt met een schietlood af te loden, maar in
de praktijk komt hier niets van terecht. Het is
veel beter langs de helling te meten en een cor
rectie toe te passen.
Het bekende formuletje
A A
h~
20 L
geeft de correctie L in mm, voor h in cm en L
in meter. Oplettendheid is echter geboden bij
212
6. De stelmal in gebruik.