hoff en voor het gedeelte Boven-Maas, waar over de genoemde driehoeksmeting zich niet uitstrekte, die van Tranchot. De opmetingen op de schaal van 1 5000 en de berekeningen van de rechthoekige coördi naten van de driehoekspunten in de „veran derde konische of gewijzigde projectie van Flamsteed" 4) ten opzichte van het door Kra- yenhoff aangenomen centrale punt (het snij punt van de afbeelding van de meridiaan over de Westertoren van Amsterdam en de lijn loodrecht daarop, op 51°30' breedte) werden verricht door de ingenieurs van de Algemene Dienst van de Rijkswaterstaat onder leiding van Ir. B. H. Goudriaan en na diens over lijden in 1843, onder leiding van L. J. A. van der Kun en waren in 1860 voltooid. De minuutbladen, op de schaal 1 5000 gecon strueerd, werden op de schaal 1 10.000 op steen gegraveerd en gereproduceerd bij het toenmalige Topografisch Bureau van het De partement van Oorlog (zie het kaartfragment uit 1850, fig. 2, bij het opstel van Hoornen burg). Het reproduceren op de schaal 1 10.000 ge schiedde „om hiermee o.a. aan onze internatio nale verplichtingen te voldoen, die voortvloei en uit de Rijnvaartconventie. Doch voor de bu reaus van de arrondissementsingenieurs der grote rivieren werden deze bladen weer in kleine bladen tot een schaal 1 5000 vergroot. Deze kaartjes werden in de waterstaatsdienst het meest gebruikt, terwijl de grote bladen 1 10.000 vrijwel uitsluitend als overzichtskaar ten dienst doen", schreef Prof. Schermerhorn nog in 1929. Het af te beelden riviervak is zoveel mogelijk in het midden van het kaartblad geplaatst, ter wijl het Noorden samenvalt met het kaart- noorden. De metingen bleven in hoofdzaak beperkt tot de oeverlijnen, voorgesteld bij middelbare ri vierstand (Middelbare Rivier, M.R., is het ge middelde der 8h waarnemingen gedurende de zes zomermaanden, van mei t/m oktober). Voor de Rijn heeft de berekening en de toepas sing van M.R. weinig waarde, omdat deze rivier in de zomermaanden vaak vrij hoge af voeren heeft tengevolge van het smelten van sneeuw. Voor de Maas is er een uitgesproken verschil tussen de wintermaanden november t/m april en de zomermaanden mei t/m ok tober. Het overige deel van het terrein werd, door verkleining, van de kadastrale kaart overgeno men. De bladen bezitten geen hoogtegetallen2); ook zijn in de rivier geen dieptelijnen getekend. De uitkomsten van de dieptepeilingen zijn voor iedere peilraai 3) in tabellen samengevoegd. Op onderlinge afstand van 1 km zijn nl. stippel lijnen getekend, zg. raailijnen, welke met Ro meinse getallen doorgaand zijn genummerd. De raailijnen zijn denkbeeldige lijnen, getrok ken gedacht loodrecht op de as 4) van de rivier, waarop ook de afstanden worden gemeten. Deze lijnen zijn zichtbaar gemaakt door het plaatsen van raaipalen op de oevers aan weers zijden van de rivier. Tussen de kilometerraaien bevinden zich meestal zeven tussenraaien met een onderlinge afstand van 125 m. De oorsprong van de nummering van de raai lijnen is voor de Waal en de Nederrijn de kop van de hoofddam te Pannerden; vandaar gaat de telling opwaarts tot de grens met Duitsland en afwaarts tot aan zee. Voor de IJssel is het beginpunt van de telling de kop van de hoofd dam bij Westervoort. Voor de Boven-Maas begint de telling op het punt, waar de as van de rivier gesneden wordt door de lijn, welke de grenspalen tussen Neder land en België op de wederzijdse oevers boven Eijsden verenigt. Zie verder 4, laatste alinea. Het aantal series kaartbladen bedraagt zes 5) met in totaal 109 bladen. In 1830 verscheen het eerste gedrukte blad, in 1864 het laatste. Vermeldenswaard is, dat de twee laatste series, de bladen betreffende de Hollandsche IJssel van Gouda tot IJsselmonde, de Oude en 200 Volgens het verslag over het werk door Van der Kun (de projectie is eigenlijk niets anders dan de projectie van Bonne). 2) Nu Waterstaat „hoogtegetallen" heeft ingevoerd is het aan te bevelen dit voorbeeld te volgen. 3) Raai is het Franse rayon, het Latijnse radius (straal) het Middelnederlands „rayen" betekent o.a. „in een rechte lijn aanlopen op", bv. van een rooilijn. Het gedeelte van de rivierbedding waar in door gaande richting de diepte het grootst is en het water het snelst stroomt, noemt men de stroom- of vaargeul. De baan van een waterdeeltje in het midden van die geul heet stroomdraad. Onder de as van de rivier wordt tegenwoordig verstaan de lijn, welke in het midden tus sen de normaallijnen (zie 4) ligt. 5) Van deze zes series kaartbladen, o.a. genoemd in het opstel van Hoornenburg op bldz. 99, zijn in de bibliotheek van het Geografisch Instituut te Utrecht in atlasvorm (maar niet genummerd) de nummers 1 t/m 5 aanwezig. De nummers of letters, welke de zes series kaartbladen in verschillende publikaties dragen zijn blijkbaar af komstig van de auteurs. De nummers 1 t/m 6 in het op stel van Hoornenburg komen overeen met de letters C, B, D, A, F en E van de opgave van Netscher in Koe mans Handleiding op bldz. 79, 80 en 81.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 4